Jeremiah 35:10

Trouw van de Rechabieten aan Jonadab

De Rechabieten weigeren echter van de wijn te drinken die Jeremia hun heeft voorgezet (Jr 35:6). Ze weigeren niet omdat de HEERE het verboden zou hebben om wijn te drinken. Ze weigeren omdat hun voorvader Jonadab hun dat heeft verboden. Hij heeft het niet alleen zijn eigen kinderen verboden, maar het verbod ook voor zijn hele nageslacht gegeven, tot in eeuwigheid. Hun levensstijl lijkt op die van de nazireeër (Nm 6:1-7).

Jonadab heeft geleefd in de tijd van Jehu, die het huis van Achab moest uitroeien (2Kn 10:11-17). We zijn hier nu ongeveer tweeënhalve eeuw later. Jehu heeft in Jonadab een bondgenoot gevonden. Jonadab heeft niet meegedaan met de Baälsdienst. Hij is een van de zevenduizend die hun knie niet voor de Baäl hebben gebogen (1Kn 19:18).

De trouw aan het woord van Jonadab is groot. De tijd van Jehu is een tijd van grote goddeloosheid. In die tijd wil Jonadab als een ware nazireeër leven. Hij wil niet meedoen met de trend van de tijd en hij wil dat ook zijn kinderen zo leven. Dat betekent niet dat ze kluizenaars zijn, maar mensen die zich bewust zijn van het tijdelijke van het leven en zich daarvoor aan de HEERE toevertrouwen.

De gehoorzaamheid aan de woorden van Jonadab betreft niet alleen het niet drinken van wijn. Hij heeft ook gezegd dat ze geen huis mogen bouwen, geen zaad zaaien en geen wijngaard planten of een stuk land in bezit nemen (Jr 35:7). De opdracht is om in tenten te wonen zolang ze leven. Daardoor zullen ze vele dagen leven in het land waar ze als vreemdeling verblijven. Jonadab is zich bewust geweest van zijn vreemdelingschap en heeft daar ook consequent naar geleefd. Hij heeft geleefd als Abraham, Izak en Jakob en als een nazireeër.

Dat heeft hij ook zijn nageslacht voorgehouden en zij hebben zich eraan gehouden (Jr 35:8). Ze hebben naar zijn stem geluisterd, zij, hun vrouwen en hun zonen en dochters, en geen wijn gedronken. Ze herhalen alles wat Jonadab hun heeft geboden en zeggen dat ze zich daaraan hebben gehouden. Ze hebben geen huizen gebouwd om daarin te wonen. Ze hebben ook geen wijngaard of akker, zelfs geen zaaigoed (Jr 35:9). In tenten hebben ze gewoond naar het woord van hun voorvader Jonadab (Jr 35:10).

Door de omstandigheden gedreven zijn ze ertoe gekomen om het leven in tenten op te geven en in Jeruzalem te gaan wonen (Jr 35:11). Dit is geen ongehoorzaamheid aan het woord van hun voorvader. Ze handelen hier met overleg en verruilen ter wille van de veiligheid het nomadenleven met het leven in de stad. Maar ze houden zich aan het gebod om geen wijn te drinken.

Copyright information for DutKingComments