Jeremiah 36:15

Het voorlezen aan de vorsten

Gemarja heeft een zoon, Michaja, die de woorden van de HEERE hoort (Jr 36:11). Het is mooi om die lijn van grootvader (Safan), vader (Gemarja) en zoon (Michaja) te zien, die allen een verbinding met het Woord van God hebben. Michaja wordt geraakt door wat hij hoort. Het brengt hem in beweging en hij gaat naar de kamer van de schrijver waar alle vorsten zitten (Jr 36:12).

Hij vertelt hun alles wat hij heeft gehoord uit de boekrol die Baruch heeft voorgelezen (Jr 36:13). Als wij Gods woorden hebben gehoord en als die ons hebben getroffen en opgebouwd, zullen wij die graag aan anderen, die ze niet gehoord hebben, tot hun opbouwing meedelen.

Michaja is een jongeman, maar wel iemand die serieus wordt genomen. Hij moet bekend hebben gestaan als betrouwbaar en Godvrezend. De vorsten zeggen niet dat ze hem niet geloven, maar komen na zijn verslag in actie (Jr 36:14). Ze sturen Jehudi erop uit om Baruch met zijn boekrol te halen. Waarom gaan ze niet zelf naar Baruch? Schamen ze zich om zich te midden van het volk te begeven en met hen te luisteren naar de woorden van God? Dit is later ook de handelwijze van Zedekia die in het geheim Jeremia bij zich laat komen.

Baruch aarzelt niet, maar komt direct naar hen toe met de boekrol in zijn hand. Dat is dapper, want hij weet dat de boekrol geen aangename boodschap inhoudt en hij kent de weerspannigheid van de vorsten. Dan vragen ze hem te gaan zitten en hun de boekrol voor te lezen (Jr 36:15). Baruch doet wat hem is gevraagd, zonder verwijt dat ze toch naar de poort hadden kunnen komen om het daar te horen en hem dit dubbele werk te besparen. Hij heeft het onbevreesd voor het volk gedaan, hij doet het nu onbevreesd voor de leiders van het volk.

We horen niet welke indruk het voorlezen van de boekrol op het volk heeft gemaakt. We lezen wel wat de uitwerking van het Woord bij de vorsten is. Als ze alle woorden horen, worden ze bang (Jr 36:16). Ze kennen de boodschap van Jeremia wel. Ze zullen er vaak de schouders over hebben opgehaald, maar nu maken de woorden indruk op hen. Ze kunnen hun angst niet verbergen, maar tonen die aan elkaar. Het is niet duidelijk of het angst voor de HEERE of angst voor de koning is. De woorden brengen hen in elk geval niet tot een belijdenis voor de HEERE, maar tot een bekendmaken van de woorden aan de koning. Die moet ervan op de hoogte worden gebracht.

Dan willen ze nog weten hoe Baruch al deze woorden uit de mond van Jeremia heeft opgeschreven (Jr 36:17). Het lijkt meer een technische vraag dan de vraag van een overtuigd geweten. Het antwoord van Baruch is eenvoudig (Jr 36:18). Er is niets opzienbarends aan. De vorsten onderkennen het gevaar dat Jeremia en Baruch voor hun leven lopen als Jojakim deze woorden hoort. Ze adviseren hen om zich te verbergen. God kan mensen die wel een zekere waardering voor Zijn Woord hebben, maar zich niet bekeren, toch gebruiken voor Zijn werk en de bescherming van Zijn dienaren (vgl. Hd 19:31).

De vorsten kennen hun koning (Jr 36:19). Zij vrezen dat zijn woede zal ontsteken en dat zowel Baruch als Jeremia ter dood zal worden gebracht als hij weet waar zij zijn. Daarom zeggen ze tegen Baruch dat hij en Jeremia zich moeten verbergen. Evenals Achab Elia ijverig heeft gezocht tijdens de verschrikkelijke droogte om hem te doden (1Kn 18:10), zal ook Jojakim tegen hen woeden. De HEERE zorgt echter voor Zijn dienaren.

Copyright information for DutKingComments