Jeremiah 46:26-27

De val van Egypte

De HEERE stelt Egypte voor als “een bijzonder mooi kalf” (Jr 46:20). Dit is een spotnaam. Egypte vereert de koe als afgod. Een van hun goden heet Apis en is als stier afgebeeld. Die afgod zal hen niet kunnen redden. Zoals een koe geplaagd en gek gemaakt wordt door horzels, zal de HEERE Nebukadnezar als een horzel op hen afsturen. Hij komt eraan!

Het leger van de farao heeft ook huursoldaten (Jr 46:21). Ze worden goed betaald en hebben zichzelf tegoed gedaan, zodat ze wel gemeste kalveren lijken. Of Egypte nu een mooi kalf is of vetgemest, het is klaar voor de slacht. De gemeste kalveren slaan op de vlucht. Ook zij houden geen stand. Ze zien dat de dag van hun ondergang over hen is gekomen en dat ze hun verdiende loon zullen krijgen.

In weer een ander beeld laat Jeremia de terugtocht van de legers van Egypte zien (Jr 46:22). Hij vergelijkt Egypte nu met een slang die zich schuifelend terugtrekt in het bos. Het zal tevergeefs zijn, want de vijanden komen achter hem aan met bijlen. Dan blijken de soldaten ook houthakkers te zijn. Ze hakken het woud om waarin hij zich heeft teruggetrokken, al is dat nog zo ondoordringbaar (Jr 46:23). Ze zijn met zoveel mensen, dat het binnen de kortste keren is omgehakt. Als alle bescherming is weggekapt, staat daar de dochter van Egypte beschaamd (Jr 46:24). Het is afgelopen met haar verzet. Ze kan zich niet langer verstoppen en wordt in de hand van de Babyloniërs gegeven.

De Egyptenaren hebben onder de vele goden ook een god Amon, de god van de stad No (Jr 46:25). De HEERE van de legermachten, de God van Israël, de enige, ware God, zal die god en alle goden straffen, waaronder ook de farao die zich als god laat aanbidden en alle hooggeplaatsten die zich als goden laten dienen. Hij zal ze allemaal uitleveren aan Nebukadnezar (Jr 46:26). Dan zullen ze weten hoe waardeloos die goden zijn om hen te beschermen.

Toch zal dit niet het definitieve einde van Egypte betekenen. De HEERE belooft dat Egypte in de toekomst weer bewoond zal worden als vroeger (Js 19:23-25; Ez 29:9-14). Dat zal gebeuren in het vrederijk, als de Heer Jezus, de Messias, zal regeren. Dan zal ook Egypte hersteld worden, wat direct in verband wordt gebracht met het herstel van Israël onder de Messias in de volgende verzen. We zullen zien dat een dergelijk herstel ook geldt voor Moab, Ammon en Elam.

Zegen over Jakob

Na dit oordeel over Egypte en de belofte van herstel volgt nog een woord voor Gods volk (Jr 46:27). Zij hoeven niet bevreesd te zijn dat er wel herstel voor Egypte zal zijn, maar niet voor hen. De HEERE spreekt hen bemoedigend aan als “Mijn dienaar Jakob” en “Israël”. Hij heeft een relatie met hen en Hij heeft hun Zijn beloften gegeven.

Hij zegt hun toe dat Hij hen zal “verlossen uit verre [landen]” – dat ziet op het tienstammenrijk dat Hij uit de verstrooiing zal verlossen – en “uit het land van hun ballingschap” – dat ziet op het tweestammenrijk dat Hij uit Babel zal verlossen. Hij zal hen dan in veiligheid brengen. In de toekomst zal dat zijn volle vervulling vinden, als alle twaalf stammen in het land zullen wonen onder de zegenrijke heerschappij van de Messias.

Hij herhaalt dat ze niet bevreesd hoeven te zijn, want Hij is met hen (Jr 46:28). Aan alle volken zal Hij een vernietigend einde maken, maar niet aan hen. Zeker zal Hij hen moeten bestraffen, want ze hebben straf verdiend. Hij zal dat echter met mate doen en niet op een manier dat ze net als de volken volkomen vernietigd zullen worden.

Copyright information for DutKingComments