Jeremiah 50:11-18

Zonde van en oordeel over Babel

Voor de uitvoering van het oordeel over Babel doet de HEERE een menigte van grote volken opstaan (Jr 50:9). Dat zijn de volken van de Meden en de Perzen. Zij komen vanuit het noorden naar Babel en nemen het in. Ze doen dat met meedogenloze precisie. Het gebruik van hun wapens is geen slag in de lucht. Chaldea wordt hun buit en die is niet gering (Jr 50:10).

Het oordeel komt over Babel omdat de Babyloniërs met grote vreugde en zonder enige terughoudendheid het heiligdom van de HEERE geplunderd hebben (Jr 50:11). Ze hebben zich in Gods land gedragen als een uitgelaten kalf in pas gemaaid gras en zijn als machtige paarden tekeergegaan tegen Gods volk. Daarom is er nu schaamte voor Babel ten opzichte van zijn moeder (Jr 50:12). Een moeder ziet gewoonlijk graag het succes van haar kind. Dat is hier niet aanwezig. Integendeel. Babel is van de voornaamste van alle volken tot de minste geworden. Van alle vroegere heerlijkheid is niets over. Het is een “woestijn, dorheid en wildernis”.

De toorn van de HEERE is zo groot, dat het niet weer bewoond zal worden (Jr 50:13). Het zal in plaats van bewondering ontzetting oproepen bij ieder die er voorbijtrekt (vgl. Jr 19:8). Dit zal in de eindtijd ten volle vervuld worden (Op 18:1-19).

De HEERE roept Zijn instrumenten op om zich gereed te maken om tegen Babel te strijden (Jr 50:14). Ze hoeven zich niet in te houden als het gaat om het gebruik van hun pijlen. De voorraad zal niet opraken. De HEERE zal genoeg geven om Zijn oordeel over Babel te voltrekken, want het heeft tegen Hem gezondigd. Wat zij tegen Zijn volk hebben gedaan, is tegen Hem gedaan. Wie Zijn volk aanraakt, raakt Zijn oogappel aan.

De HEERE voorzegt hier ook al de overwinning (Jr 50:15). Babel zal zich overgeven en de Meden en Perzen kunnen juichen. Al zijn verdedigingswerken zijn gevallen en afgebroken. Het volk dat de HEERE gebruikt, voert Zijn wraak uit. Hij doet het. Zij mogen zich wreken en Babel behandelen zoals het zelf gehandeld heeft. Babel oogst wat het heeft gezaaid (Gl 6:7b). Een letterlijke oogst zal er voor Babel niet meer zijn (Jr 50:16). De zaaiers worden uitgeroeid en voor wat er nog opkomt, zullen geen maaiers zijn, want ook die worden uitgeroeid. Allen die door Babel overwonnen zijn, zullen vluchten, ieder naar zijn land van herkomst.

Vertroosting voor Israël

Na de beschrijving van het oordeel over Babel komt nu weer een woord over Israël (Jr 50:17). Gods volk wordt vergeleken met een in het nauw gedreven schaap dat door twee leeuwen is opgejaagd. De ene leeuw is de koning van Assyrië, de andere de koning van Babel. Zij hebben niets van Israël overgelaten. Daarom zal de HEERE beide volken straffen (Jr 50:18). Assyrië is al gestraft, doordat het is prijsgegeven aan de macht van Nebukadnezar. De koning van Babel zal hetzelfde lot ondergaan als Assyrië en op zijn beurt geoordeeld worden door een volgend wereldrijk dat God daarvoor verwekt, namelijk de Meden en Perzen.

Zoals God volken straft voor hun harteloze gedrag tegenover Zijn volk, zo zal Hij Zich over Zijn volk ontfermen (Jr 50:19). Hij zal Zijn volk terugbrengen naar zijn woonplaats en het daar in rust en vrede laten wonen: dat is Karmel in het noordwesten, Basan in het noordoosten, Efraïm, het tienstammenrijk in het land en Gilead in het Overjordaanse. Dat zal gebeuren “in die dagen en in die tijd”, dat zijn de dagen en de tijd van het toekomstige vrederijk (Jr 50:20).

Dan zal het hele volk, Israël en Juda, hersteld zijn in het land omdat het vrij is van zijn ongerechtigheid en zijn zonden. Dit is omdat de HEERE vergeving heeft geschonken aan het overblijfsel dat “heel Israël” is (Rm 11:26). Daarom is elke zoektocht naar ongerechtigheid of zonde zinloos. Zo doet God als Hij zonden vergeeft: Hij delgt ze uit en ze zijn verdwenen, ook uit Zijn gedachten. Dat kan omdat Christus de zonden heeft gedragen van hen aan wie ze vergeven zijn, en ze zijn vergeven aan ieder die zich bekeert met berouw over zijn zonden en gelooft in de Heer Jezus.

Copyright information for DutKingComments