Jeremiah 50:46

Het blijvende lot van Babel

Eerder is het zwaard van de HEERE gekomen over Juda (Jr 12:12) en over de Filistijnen (Jr 47:6) Nu komt het over alle lagen van Babel (Jr 50:35-37). Het is het zwaard van de bloedwreker, van Goël, van God als de Verlosser van Zijn volk. Het zwaard van de dood gaat over de Chaldeeën, over de inwoners van Babel, over zijn vorsten en over zijn wijzen (Jr 50:35). De gewone man, de vorsten en de raadgevers komen allemaal om.

De HEERE noemt hen “snoevers” die door dit oordeel niet tot inzicht komen, maar tot dwaas handelen (Jr 50:36). Van hun helden is niets te verwachten. Het zwaard komt ook over hen en zij ontstellen. Er is geen enkele kracht om zich te verweren. Ook hun paarden en strijdwagens vallen onder de slagen van het zwaard (Jr 50:37). De vreemden die in hun midden zijn, zullen worden als angstige vrouwen. De schatten die ze hebben geroofd, zullen geplunderd worden. Er blijft niemand en niets van Babel over.

Een volgend oordeel is de droogte (Jr 50:38). Er zal geen water meer zijn. Hun dorst zal zo groot zijn, dat ze zich als waanzinnigen zullen gedragen om daardoor hun afgod te bewegen hun water te geven. In dit alles bekeren ze zich niet tot de levende God. Als Babel ontvolkt en het land een woestenij geworden is, zal geen mens er ooit meer kunnen wonen (Jr 50:39). De enige bewoners zijn wilde woestijndieren, hyena’s en struisvogels. God heeft met Babel gedaan wat Hij met Sodom en Gomorra en de naburige plaatsen heeft gedaan (Jr 50:40).

Voor Zijn oordeel over Babel gebruikt de HEERE een volk uit het noorden (Jr 50:41). Het is een groot volk met talrijke koningen. Ze komen van de uithoeken van de aarde. Al hun soldaten zijn kundig in het gebruik van boog en werpspies (Jr 50:42). Meedogenloos hanteren zij hun wapens. Medelijden kennen ze niet. Hun stem van massaal oorlogsgeschreeuw klinkt als de zee. Ze zijn ook snel, want ze rijden op paarden. Dan stellen ze zich op voor de strijd. Over tegen wie de strijd zal losbranden, is geen misverstand mogelijk. Het is “tegen u, dochter van Babel”.

Als de opkomende krijgsmacht in al zijn kracht zo is geschilderd, verliest de koning van Babel de moed (Jr 50:43). Hij wordt bevangen door de benauwdheid die een barende vrouw bevangt. Dan is er geen enkele kracht tot of zelfs maar gedachte aan verzet. Babel was zelf vergeleken met een leeuw, maar nu wordt zijn vijand zo voorgesteld (Jr 50:44).

Deze leeuw – Kores, maar in werkelijkheid de HEERE – komt tevoorschijn uit “de trots van de Jordaan” en wordt door de HEERE naar Babel gestuurd, tegen die sterke woonplaats. Maar zijn sterke woonplaats biedt geen bescherming tegen deze vijand. De HEERE heeft hem immers aangesteld? Wie kan daar enig bezwaar tegen aantekenen? Geen enkele valse herder die Zijn kudde zo heeft uitgebuit, kan voor Zijn aangezicht standhouden.

Het raadsbesluit over Babel is van de HEERE (Jr 50:45). Hij deelt Zijn plannen mee die Hij tegen het land van de Chaldeeën heeft bedacht en het is belangrijk daarnaar te luisteren. De zwaksten van de kudde, zij die de prooi van valse herders zijn geweest en zich niet hebben kunnen verweren, zullen de machtigen van Babel wegslepen en zijn woonplaats verwoesten. Het gerucht dat Babel ingenomen is, zal grote ontsteltenis op heel de aarde en onder de volken veroorzaken (Jr 50:46).

Copyright information for DutKingComments