Jeremiah 8:22

Het verdriet van Jeremia

Jeremia is nu vele jaren profeet, maar zijn profeteren is zonder resultaat gebleven. In plaats van verkwikt te worden door te zien dat het volk luistert, ziet hij alleen maar meer afval (Jr 8:18). Het vooruitzicht van de zeer aanstaande verwoesting breekt zijn hart. Hij heeft zijn volk innig lief, maar zijn liefde wordt met verwerping beantwoord. Hij kent de weg van zegen voor zijn volk, maar het volk wil die weg niet gaan.

Zo kan het ook met ons gaan als we zien wat mensen nodig hebben en hun dat voorhouden, maar dat ze het aanbod van de genade glashard weigeren. Dat doet pijn, niet voor onszelf, maar voor hen. Jeremia en Paulus en Mozes hebben Gods volk van harte liefgehad en geleden onder hun verwerping van de genade. Meer dan zij allemaal heeft de Heer Jezus geleden onder de afwijzing van Hem en Zijn genade.

Jeremia hoort het hulpgeroep van zijn volk in de verte (Jr 8:19). Zijn profetisch oor hoort het volk al vanuit de ballingschap om hulp roepen. Het antwoord op de vragen is dat de HEERE zeer zeker in Sion is en dat haar Koning bij haar is. Maar, zo vervolgt het antwoord, waarom houdt het volk dat straks vraagt of de HEERE in Sion is, nu zo vast aan de afgoden uit de vreemde landen? Dat is de reden van Zijn toorn. Daarom heeft Hij Zijn volk moeten overgeven in de handen van vijanden.

Het volk antwoordt dat de oogsttijd voorbij is (Jr 8:20). De zomer, de welaangename tijd, als de volle opbrengst van het land mag worden ingehaald, is ten einde, zonder dat er iets te oogsten is. De belofte van de oogst hangt samen met gehoorzaamheid aan de HEERE. Die gehoorzaamheid hebben ze opgezegd. Ook hebben ze in geestelijk opzicht de aangename tijd, de tijd dat de HEERE opriep tot berouw en bekering, voorbij laten gaan (vgl. Lk 19:43-44; 2Ko 6:2). De verlossing is niet meer binnen bereik.

Dit besef brengt Jeremia in grote zielennood (Jr 8:21). De breuk is definitief. Dat breekt zijn hart en brengt hem tot rouwbetoon. Hij pijnigt zich met de vraag naar medicijnen en een dokter (Jr 8:22). Balsem wordt gebruikt als medicijn en ook als schoonheidsmiddel (Gn 37:25; Jr 46:11; Jr 51:8; Ez 27:17). Het is een herstellende, lekker ruikende zalf. Het gebruik ervan doet een mens goed. Maar hij is alleen verkrijgbaar bij de “geneesheer” dat is de HEERE. Ze zijn beide – de HEERE als de Geneesheer (Ex 15:16) en Zijn Woord als de balsem – beschikbaar. Waarom heeft het volk er dan geen gebruik van gemaakt?

Copyright information for DutKingComments