Jeremiah 9:2

De klacht van de profeet

De zielenstrijd van Jeremia gaat hier verder. Hij is ten nauwste betrokken bij de toestand van zijn volk en de rampen die over hen komen. Hij lijdt er zwaar onder dat zij niet hebben geluisterd (Jr 9:1). Hij heeft een intense liefde voor Gods volk waartoe hij met hart en ziel behoort. Hij wenst dat hij meer tranen zou hebben om zijn smart te uiten over allen die als gevolg van Gods tucht omgekomen zijn en nog zullen omkomen (Jr 13:17; Jr 14:17).

Wat hier staat, heeft hem de bijnaam ‘de wenende profeet’ bezorgd. Hij lijkt hier op de Heer Jezus, Die ook heeft gehuild over de stad (Lk 19:41). Het doet ook denken aan de smart van Paulus om zijn broeders naar het vlees (Rm 9:1-5; Rm 10:1). Huilen wij ook om de toestand van Gods volk, zowel algemeen als in de plaatselijke gemeente waar we zijn? Of mijden we deze gevoelens en geven we ons liever over aan de ‘plezierige’ kanten van het christen-zijn? Laten we ons liever vermaken dan vermanen?

Het liefst zou Jeremia nu maar helemaal niets meer met dit volk te maken hebben (Jr 9:2; vgl. Ps 55:6-8). Het zijn allemaal, stuk voor stuk, “overspelers”. Het geheel is “een trouweloos gezelschap”. Er zullen uitzonderingen zijn geweest, maar dit is het kenmerk van het geheel dat door iedereen die het ziet, wordt waargenomen. Jeremia neemt het niet alleen waar. Wat hij ziet, kwelt zijn ziel en dat uit hij.

Hierin sluit hij in zijn gevoelens ook aan bij die van God, Die ook “te rein van ogen” is “om het kwade aan te zien” (Hk 1:13a). Dat staat tegenover Jr 9:1, maar is er niet mee in tegenspraak. Daar draagt hij het volk op zijn hart. Hier ziet hij hun zonden. Hij heeft het volk lief, maar hij haat hun zonden. Hij wil zich onttrekken aan een zo overspelige en trouweloze troep, opdat hij hun zonden maar niet meer hoeft te zien. Bij deze wens kan ook een rol spelen dat zijn prediking geen enkel effect schijnt te hebben. Wat heeft het nog voor zin verder te prediken? Een dergelijke wens kan bij ieder opkomen die een werk voor de Heer doet, waarbij het resultaat alleen maar nog meer ontrouw lijkt te zijn.

Gaan wonen in “een kamp voor reizigers” zal trouwens niet de begeerde rust geven. We kunnen het vergelijken met het zich terugtrekken in een klooster. Het is sowieso geen optie voor een gelovige, van wie een van de taken is om van zijn Heiland te getuigen in zijn dagelijks leven. We moeten ook bedenken dat we in een klooster onszelf meenemen. Leren hoe we tot eer van de Heer kunnen leven in overeenstemming met de waarheid in een goddeloze wereld en een afvallige christenheid, kunnen we alleen in de praktijk van het dagelijks leven in de omgang met Hem.

Copyright information for DutKingComments