Job 11:8-9

Gods grootheid en Jobs nietigheid

Zofar onderstreept wat hij over de wijsheid van God heeft gezegd met een sublieme beschrijving van God. Hij houdt aan Job de vraag voor of hij kan vinden wat God onderzoekt (Jb 11:7). Wat God onderzoekt – ook te vertalen met de diepten, de verborgenheden van God –, is voor Job en voor ieder mens onvindbaar. Nooit zal een mens God in Zijn wijsheid kunnen narekenen en Zijn daden kunnen beoordelen. De volmaaktheid van de Almachtige is voor Job en voor ieder mens ondoorgrondelijk.

In wat Zofar hier over God zegt, verbindt hij de Goddelijke wijsheid met God als de Almachtige. De volmaakte wijsheid en almacht van God gaan elke maat in de schepping, waarmee de mens als schepsel te maken heeft, te boven (Jb 11:8-9). Zofar beschrijft van Gods volmaakte wijsheid en almacht de hoogtemaat, dieptemaat, lengtemaat en breedtemaat.

Hij doet dat in beelden die wij wel kunnen begrijpen omdat wij weten dat God zo is, maar die we niet kunnen bevatten naar de omvang ervan. Job kan niet uitstijgen boven de hemel, zodat hij daar iets zou kunnen doen. Hij kan niet dieper kijken dan het dodenrijk (sheol), zodat hij iets zou weten over wat nog dieper ligt. In de lengte kan hij alleen de aarde zien en in de breedte alleen de zee. Gods volmaakte wijsheid en almacht gaan veel verder dan wat een mens kan bevatten en zijn daardoor onbereikbaar voor hem. De mens is Zijn schepsel, boven Wie God als Schepper oneindig ver verheven is.

In het Nieuwe Testament komen we deze vier dimensies ook tegen. Daar worden ze bereikbaar gemaakt voor de gelovigen van de gemeente, die samen de nieuwe mens vormen, in wie de Heilige Geest woont. Door de Geest zijn wij, met alle heiligen, in staat om te begrijpen “wat de breedte, lengte, hoogte en diepte is, en te kennen de liefde van Christus, die de kennis te boven gaat” (Ef 3:16-18). Want “de Geest onderzoekt alle dingen, zelfs de diepten van God” (1Ko 2:10).

Copyright information for DutKingComments