Job 14:8

Job ziet zijn situatie als zonder hoop

Job vergelijkt de hopeloosheid van zijn situatie met een boom die wordt omgehakt (Jb 14:7). Het lijkt afgelopen te zijn met die boom, maar dat blijkt niet zo te zijn. De boom vernieuwt zich, er komt weer leven tevoorschijn. Dat is te zien aan de jonge loten die zonder ophouden weer uit de boom verschijnen. Het kan zijn dat zijn wortel in de aarde oud is en dat zijn stronk stervende is (Jb 14:8). Toch zal blijken dat de wortel, zodra hij water ‘ruikt’, wat wil zeggen zodra er maar enig water bij in de buurt komt, niet dood is (Jb 14:9). Hij maakt, terwijl hij stervende lijkt, vanuit de kracht van het leven dat nog in hem is, weer een twijg, net zoals dat bij een jonge plant gebeurt.

Met “een man” – met wie hij best wel weer zichzelf kan bedoelen – is dat anders, zegt Job (Jb 14:10). Als hij sterft, is het over en uit met zijn leven op aarde. Er is geen restje kracht in hem overgebleven om tot nieuw leven te komen. Hoewel Job dit zo zegt, lijkt hij toch niet totaal zonder hoop te zijn, want hij vraagt zich af waar zijn geest is als hij is gestorven. Zonder hoop kan een mens niet leven. Zonder hoop wordt elk lijden ondraaglijk. Er moet een opstanding zijn. Juist dat maakt de natuur duidelijk wanneer na de dood van de winter het nieuwe leven in de lente weer zichtbaar wordt. Het tegenwoordige lijden maakt het leven van een gelovige tot een schrikwekkend bestaan als er geen opstanding zou zijn (vgl. 1Ko 15:19).

Job vergelijkt het leven met water dat wegloopt uit een meer of dat zich bevindt in een rivier die verzandt en droogvalt (Jb 14:11). Water dat is verdwenen, is niet meer te verzamelen (2Sm 14:14a). Zo is het met een mens die in het graf ligt en niet meer opstaat om weer als mens op aarde te leven (Jb 14:12). Dat staat voor Job net zo vast als dat er aan het bestaan van de hemel boven de aarde geen einde komt. Als iemand eenmaal gestorven is, zal hij niet uit zichzelf wakker worden en ook niet door iemand anders uit zijn doodsslaap worden opgewekt.

Het gaat hier niet over het wel of niet geloven van Job in een opstanding, want dat doet hij (Jb 7:4; Jb 19:25), al is het voor hem nog vaag hoe dat zal gaan. Dat zien we in de volgende verzen.

Copyright information for DutKingComments