Job 18:13

Angst, ziekte en dood

Bildad vervolgt zijn beschrijving van het lot dat, naar hij meent, de slechterik – waarvan de beschrijving duidelijk op Job wijst – treft. De slechterik wordt omgeven door verschrikkingen, waardoor hij voortdurend in angst verkeert (Jb 18:11). Hij is schichtig en laat zich erdoor op de vlucht jagen. Dat verteert zijn kracht, zonder dat hij eten heeft waardoor hij kan aansterken (Jb 18:12). De honger kwelt hem. Vlak naast hem, “aan zijn zijde”, staat “de ondergang” klaar om hem in te rekenen. De ondergang wordt beschreven als een persoon, alsof het een metgezel betreft, iemand die Job begeleidt, maar dan als een soort aasgier, die erop wacht dat hij bezwijkt om zich dan aan hem te goed te doen.

“De eerstgeborene van de dood” wil zeggen het krachtigste van de dood (Jb 18:13; vgl. Ps 78:51; Gn 49:3). Bildad zegt hiermee dat Job is geslagen met de vreselijkste en meest verwoestende ziekten die de dood ooit heeft gebruikt om een mens tot zijn prooi te maken. Door deze ziekten wordt de huid van Job aan stukken gescheurd en worden zijn ledematen verteerd. In zijn schildering van het lot van de goddeloze zien we in Bildad een woordkunstenaar. Tegelijk toont zijn woordkeus een moeilijk te overtreffen wreedheid om dit alles als een satirisch wapen tegen de intens en onschuldig lijdende Job te zeggen.

En hij is nog niet uitgesproken. De zonden die hij bij Job veronderstelt, zijn er de oorzaak van dat zijn vertrouwen op een gelukkig huiselijk leven is weggerukt (Jb 18:14). Het was een vals vertrouwen, want er waren verborgen zonden. Daarom is hij nu op weg naar de dood, door Bildad, weer met grote retoriek, “de koning van de verschrikkingen” genoemd. Dat mag voor Bildad zo zijn, voor Job houdt de dood geen verschrikking in, zoals we eerder hebben gezien. Ook voor ons is de vrees voor de dood weggenomen, omdat de Heer Jezus “hem die de macht over de dood had, dat is de duivel” heeft tenietgedaan (Hb 2:14).

Waar Job woonde, woont nu wat anders (Jb 18:15). We kunnen hierbij denken aan honger, armoede en andere zaken die niet bij hem hoorden toen hij er in voorspoed en welvaart woonde. Zijn woning zal een voor mensen onbewoonbaar verklaarde woning blijven. Er zal namelijk “zwavel” over zijn woning worden gestrooid. Het is een eeuwige veroordeling, zoals die ook over Sodom en Gomorra is gekomen (Dt 29:23; Gn 19:24).

Copyright information for DutKingComments