Job 20:26

De toorn blijft

Het enige uitzicht dat de goddeloze heeft, zowel voor zichzelf als voor zijn veilig opgeborgen goederen, is “alle duisternis” (Jb 20:26). De duisternis in al zijn facetten wacht hem op. Daar komt hij terecht. Daar zal hij door een vuur worden verteerd dat niet door mensen is aangeblazen, maar door God. Wie hij heeft achtergelaten “in zijn tent”, dat is in zijn woning, “vergaat het slecht”. Dit is een verwijzing naar de kinderen van Job die ook zijn omgekomen. Zofar bespaart Job geen enkele gruwel. Hij stelt Job de gang en de afloop van de goddeloze voor, zonder hem enige straal van hoop te laten zien.

In Jb 20:27 weerlegt Zofar Jobs bewering dat zijn Getuige in de hemel is (Jb 16:18-20). Hij stelt dat de ongerechtigheid van de goddeloze door de hemel (God) voor anderen zal worden geopenbaard. Iedereen zal ervan te horen krijgen. Het gevolg zal niet zijn dat er een ‘stille tocht’ voor de gestorven goddeloze wordt georganiseerd. Er zal integendeel grote verontwaardiging op de aarde ontstaan. Iedereen zal tegen de goddeloze opstaan vanwege wat er is bekend geworden.

Soms worden mensen postuum, dat is na hun dood, geëerd. Het kan ook gebeuren dat mensen na hun dood worden verfoeid en vervloekt. Het laatste gebeurt wel eens als van mensen die tijdens hun leven gevierde mensen waren, na hun dood bekend wordt wat voor verschrikkelijke dingen ze hebben gedaan. Zo zal het met Job gaan, volgens Zofar. Ook de aarde, die al die verschrikkelijke dingen heeft gezien, zal er dan van getuigen (Dt 31:28).

De goddeloze zal al zijn voorspoed verliezen (Jb 20:28). Dat is Job overkomen. Zofar schrijft dat toe aan de toorn van God. Het is de verklaring van de vrienden voor het verlies dat Job heeft geleden. Het is hem allemaal uit handen geslagen door God en wel omdat hij gezondigd heeft. Daaraan twijfelt Zofar niet, zoals hij in zijn slotwoorden zegt.

Copyright information for DutKingComments