Job 21:22

Mensen leven en sterven verschillend

Niemand kan God vertellen hoe Hij met mensen moet handelen. Het is aanmatigend te menen dat God Zich moet gedragen zoals wij vinden dat Hij Zich moet gedragen. Dat is een vorm van “God kennis bijbrengen” (Jb 21:22). God is de Rechter van zelfs de hoogste geschapen wezens, de engelen. Wie kan Hem dan vertellen hoe Hij Zijn werk zou moeten doen? Niemand natuurlijk. God weet wat Hij doet als Hij de goddeloze soms lang laat leven, maar soms ook kort. Daarom is de bewering van de vrienden onjuist als zij zeggen dat oordeel in dit leven altijd een teken van zonde is en voorspoed van rechtvaardigheid. Het is goed om niets te oordelen voor de tijd (1Ko 4:5).

Er is veel ongelijkheid in het sterven en het leven dat daaraan is voorafgegaan, zo constateert Job tegenover zijn vrienden. Dat betreft niet alleen de leeftijd – de een sterft jong, de ander oud –, maar ook de omstandigheden. Iemand kan in de kracht van zijn leven sterven, zonder dat hij zorgen heeft gekend (Jb 21:23). Hij heeft ook in gerustheid, zonder angst, geleefd. Zijn omstandigheden wijzen helemaal niet op iets van Gods toorn die op hem zou rusten en door zijn dood over hem komt. Zijn vaten die vol melk zijn, bewijzen dat zijn koeien veel melk produceren (Jb 21:24). Hijzelf blaakt van gezondheid en is vol levenskracht als hij sterft.

Een ander daarentegen vergaat het heel anders. Die sterft in grote bitterheid van ziel (Jb 21:25). Het leven dat hij heeft gehad, is een leven van ellende geweest. Hij heeft niet van het goede gegeten. Hij heeft tijdens zijn leven weinig of geen plezier gekend, maar was vervuld van verdriet. Dat is toch wel een groot verschil in leven en in sterven van twee mensen.

In hun dood is dat anders. Ze liggen na hun dood samen in het stof van de dood, in het graf (Jb 21:26). Hun lot is dan gelijk. Beiden worden ze overdekt door de maden en opgegeten door de wormen (Js 14:11). In het dodenrijk zijn alle goddelozen gelijk. Voorspoed of tegenspoed in het leven geeft de een niet een betere plaats in het dodenrijk dan de ander. Het bed van veren van de rijke en het bed van stro van de arme is in de dood voor beiden veranderd in het stof van de aarde. Daarin liggen ze neer. De zijden bedekking waaronder de rijke heeft gelegen en de lompen bedekking waaronder de arme heeft gelegen is voor beiden veranderd in maden.

Copyright information for DutKingComments