Job 21:28

Job beschuldigt de vrienden

Na zijn uiteenzetting dat de goddelozen niet altijd hun straf in dit leven ontvangen, confronteert Job zijn vrienden met hun eigen redenering en theologie (Jb 21:27). Hij weet hoe ze over hem denken, hij kent hun mening over de oorzaak van de ellende waarin hij is terechtgekomen. Hij vat hun redeneringen samen en brengt ze helder onder woorden. Je hoeft geen diepzinnige denker te zijn om te weten wat ze denken. Hun woorden en hoofdschudden laten daarover geen twijfel bestaan. Zij smeden “listige plannen” om te kunnen bewijzen dat hij een zondaar en huichelaar is. Daarmee doen ze hem geweld aan, ze doen hem daarmee groot onrecht aan en vergroten zijn pijn.

Hij ziet dat ze in hun opvatting over hem niet veranderd zijn en ook nooit kunnen veranderen, want dan stort het hele gebouw van hun gedachtewereld in. Ze blijven bezig hem ervan te overtuigen dat hij een slecht, zondig mens is. Ze blijven maar doorgaan met te hameren op het aambeeld dat de goddelozen door rampen worden overweldigd. Job is door rampen overweldigd, dus is hij een goddeloze.

Om te bewijzen dat hij hun gedachten en listige plannen kent, haalt hij hun kwetsende bewering aan – ‘geweld aandoen’ (Jb 21:27) betekent ‘kwetsen’ – over het huis van de edele goddeloze en de tent van de goddeloze personen (Jb 21:28). Ze zeggen dat het huis en de tent door Gods oordeel over hun goddeloosheid omvergeworpen en verdwenen zijn. Daarmee beweren zij met zoveel woorden dat Job, die huis en haard is kwijtgeraakt, in feite een goddeloze is.

Maar wat de vrienden zeggen, klopt helemaal niet met de praktijk van het leven. Waarom hebben ze niet gewoon hun redeneringen eens nagetrokken bij “de voorbijgangers op de weg”, mensen die ergens anders vandaan komen, die iets meer van de wereld hebben gezien (Jb 21:29). Die kunnen getuigen wat ze zijn tegengekomen. Klopt er dan nog iets van hun verhaal? Hebben die voorbijgangers verteld dat ze overal hebben gezien dat de woningen van goddeloze mensen in puin lagen? Natuurlijk niet.

Waarom nemen ze de getuigenissen van zulke mensen niet aan? Zij bevestigen de waarheid van wat Job heeft gezegd, dat goddelozen vaak voorspoedig en lang leven. Job vervolgt zijn betoog met de vaststelling dat de goddeloze mens vaak niet direct voor zijn goddeloosheid wordt gestraft, maar dat dit pas later gebeurt (Jb 21:30). Hij ontloopt zijn straf zeker niet. Hij “wordt gespaard voor de dag van de ondergang” (vgl. 2Pt 2:4; Jd 1:6). De farao van Egypte die Gods bevel keer op keer verwierp om Israël te laten gaan, is een voorbeeld van zo iemand. Het bevestigt eens te meer dat de goddeloze niet altijd onmiddellijk gestraft wordt. Alleen een onverstandig en dwaas mens ziet dit niet (Ps 92:7-8).

Job spreekt over “de dag van de verbolgenheden”. Dat is de dag dat Gods toorn over de zonden van de goddeloze komt. ‘Verbolgenheden’ is meervoud. De goddeloze zal verbolgenheid op verbolgenheid over zich heen krijgen. Het oordeel van God betreft elke zonde. Het is tevens een oordeel dat eindeloos blijft doorgaan. De toorn van God blijft tot in eeuwigheid op hem (Jh 3:36).

Niemand durft de kwaaddoener op zijn slechte gedrag aan te spreken (Jb 21:31). Wie dat doet, haalt zich zijn woede op de hals. En dat wil je toch niet? We weten dat er mensen zijn geweest die dat hebben gedaan, zoals Elia tegenover Achab en Jeremia tegenover de zonen van Josia. Johannes de doper heeft het aanspreken van Herodes op zijn zonden zelfs met de dood moeten bekopen. De kwaaddoeners werden niet onmiddellijk gestraft voor hun boze daden en konden gewoon doorgaan met hun zonden, want er was niemand die hen strafte. Al het kwaad dat niet direct na het begaan ervan wordt gestraft of zelfs niet tijdens het leven van de kwaaddoener, zal worden vergolden en wel door God op de dag van het oordeel.

Copyright information for DutKingComments