Job 22:11

De directe aanklacht

Elifaz gaat voorbeelden van Jobs slechtheid en ongerechtigheid noemen. Hij spreekt zonder enige grond de grofste beschuldigingen uit. Bewijzen of getuigen ontbreken. Dit gaat veel verder dan verdachtmakingen – en hoe snel maken we ons daaraan al schuldig. Elifaz beschuldigt Job van sociaal onrecht. Job denkt dan wel dat hij bij God in de gunst staat en dat hij rein is, maar hoe kan dat als hij zijn naaste onrecht heeft aangedaan. Daarom brengt God deze rampen over hem, aldus Elifaz die aan geen andere verklaring voor lijden kan denken.

Als iemand tegenslag heeft in zijn zaak, ziekte in zijn familie, een geliefde verliest, dan is een conclusie zomaar getrokken. Hoe wreed is dit. Het druist ook in tegen de duidelijke aanwijzing dat alleen op de grond van twee of drie getuigen elke zaak zal vaststaan (2Ko 13:1). Later zal Job al deze beschuldigingen met klem ontkennen en weerleggen (Job 31).

Elifaz leidt uit de situatie waarin Job zich bevindt af aan welke misdaden Job zich zonder enige twijfel schuldig heeft gemaakt. Hij redeneert naar het beginsel ‘oog om oog, tand om tand’. God straft Job met dezelfde dingen waaraan hij zich schuldig heeft gemaakt. Job is nu zonder enig bezit en zonder kleding. Dat betekent dat hij bezittingen van anderen genomen moet hebben en kleding van naakten heeft uitgetrokken (Jb 22:6).

Elifaz schrikt er niet voor terug de situatie te schetsen alsof hij er ooggetuige van is geweest. Job heeft zijn broeders, zijn familieleden, geld geleend en daarvoor een pand genomen. Toen ze in gebreke bleven om het geleende terug te betalen, heeft hij hen tot op het blote lijf uitgekleed (Ex 22:26; Dt 24:6; 17). Hij stelt het optreden van Job voor als van iemand die gewetenloos de kwetsbaren berooft, zelfs al betreft het zijn familie.

Job heeft volgens Elifaz niet alleen mensen beroofd, iets van hen afgenomen, maar ook mensen iets niet gegeven wat ze nodig hadden (Jb 22:7). Vermoeiden die verkwikking nodig hadden, heeft hij geen water te drinken gegeven. Hongerigen heeft hij geen brood gegeven. Daaruit blijkt zijn misdadige, harteloze houding tegenover behoeftigen. Daarom wordt hij nu zelf gekweld door dorst en honger.

Ja, hij heeft anderen wel eens iets gegeven (Jb 22:8). Dat gebeurde dan vanuit hetzelfde eigenbelang als waarom hij sommigen niets gaf. Job heeft “een man met macht” land gegeven. Daar kon hij immers zelf beter van worden. De aanzienlijke persoon die er woonde, zou de gulle Job zeker belonen door zijn invloed voor hem aan te wenden als hij iets nodig had. Je moet niet denken dat Job liefdadigheid kende. Hij was een van die personen van wie wel eens wordt gezegd: ‘Ze likken naar boven en trappen naar beneden.’ Dat wil zeggen dat ze sommige mensen vleien die in macht of aanzien boven hen staan en dat ze andere mensen minachten die machteloos en zonder aanzien zijn.

Tot die machteloze, onaanzienlijke mensen behoren ook de weduwen en de wezen (Jb 22:9). Gods speciale zorg gaat naar hen uit. Hij is de “Vader van de wezen en de Rechter van de weduwen” (Ps 68:6a). Daar had Job lak aan. Als een weduwe bij hem kwam en hem om een gunst vroeg, stuurde hij haar met lege handen weg. Met de wezen ging hij nog onbarmhartiger om. Hij verbrijzelde “de armen van de wezen”, dat betekent dat hij alles wegnam wat de wezen nog aan bezit hadden en wat hun enige steun in het leven gaf. Hoe onbarmhartig!

Daarom hoeft Job zich er niet over te verbazen dat er “strikken rondom” hem zijn, dat hij een gevangene is van de gevolgen van zijn zonden (Jb 22:10). Het is juist “dáárom”, om al die verschrikkelijke zonden die hij heeft gedaan. Dat is er de oorzaak van dat hij “plotseling door schrik overmand” is. Daarmee verwijst Elifaz naar de vreselijke rampen die Job hebben getroffen, waardoor God alles van hem heeft afgenomen.

Of is Job blind voor de reden van de duisternis waarin hij zich bevindt (Jb 22:11)? Dat zal toch niet waar zijn? Het is zo klaar als de dag dat hij vanwege zijn zonden dit lijden over zichzelf heeft gebracht. “De vloed van water” die hem bedekt, spreekt van de smarten en pijnen die hem hebben overspoeld. Als Job maar niet denkt dat dit allemaal zonder aanleiding is gebeurd. Natuurlijk is dit een roepstem van God dat hij zijn zonden moet belijden.

Copyright information for DutKingComments