Job 26:7

God regeert over het heelal

Job gaat verder met zijn beschrijving van de grootheid van God en kijkt daarbij nu naar het noorden en naar boven (Jb 26:7). Hij ziet de enorme uitgestrektheid van het heelal. Hij kijkt naar het noorden – de plaats van waaruit God regeert (Js 14:13-14) –, het noordelijke hemelgewelf, dat als een gordijn die uitgestrektheid overkoepelt. In dat enorme uitgestrekte “ledige”, waar niets is waaraan iets kan worden opgehangen, hangt de aarde. God heeft de aardbol “aan het niets” opgehangen.

Dat de aarde “hangt”, is een vastgesteld feit. Als de Schrift iets vermeldt over de schepping, dan is dat Gods waarheid. Wetenschappelijke ‘waarheid’ is anders. Wetenschappelijke taal is snel achterhaald. Wetenschappelijke conclusies moeten regelmatig herschreven worden omdat nieuwe inzichten de vorige om zeep helpen. De Bijbel, door God geïnspireerd en daarom foutloos, is niet geschreven in wetenschappelijke taal, maar in dagelijkse taal en hoeft nooit aangepast te worden. Alles wat God heeft gezegd, blijft voor alle tijden en generaties actueel (2Tm 3:16-17).

Zo bindt God ook de wateren bijeen in de wolken (Jb 26:8; vgl. Sp 30:4), zonder dat de wolk door het gewicht ervan scheurt. Het is God Die de dampen van de aarde samenbalt in dikke wolken, als het ware de kruiken van de hemel (Jb 38:37). Het is Zijn manier om regen te geven op aarde waar Hij wil (vgl. Jr 10:13; Ps 104:3).

Boven de wolken is Gods troon, die Hij onzichtbaar maakt door Zijn wolk erover uit te spreiden (Jb 26:9; vgl. Ps 97:2). Dit is uiteraard zinnebeeldig bedoeld, want ook zonder wolken is de troon van God onzichtbaar. De troon is het centrum van waaruit de schepping wordt geregeerd (vgl. Jb 1:6-12). De mens is met al zijn kennis en bekwaamheid niet in staat Hem te ontdekken. Hij sluit God trouwens ook uit in zijn onderzoek naar de oorsprong en voortgang van het heelal. Het is hem “moedwillig … onbekend” (2Pt 3:5). Daardoor is hij tot de dwaasheid van de evolutietheorie vervallen.

God bestuurt niet alleen het water boven het aardoppervlak, maar ook het water op het aardoppervlak (Jb 26:10). Het water boven de aarde wordt door God vastgehouden in wolken. Het water op aarde wordt door God vastgehouden binnen door Hem vastgestelde grenzen (Ps 104:9; Jr 5:22b).

Ook in een andere zin heeft God een grens afgetekend over het wateroppervlak. Die grens is de horizon. Dat worden we ons bewust als we aan de oever van een oceaan staan. Als we in de verte kijken, zien we de horizon. Verder kunnen we niet kijken. Daar bevindt zich de grens tussen de lichte hemel en de donkere zee, de grens tussen het water in de wolkenhemel en het water in de zee.

Ook de indrukwekkende, massieve, onwankelbare bergen, die hoog boven het landschap uitrijzen en de hemel raken, staan onder Zijn gezag (Jb 26:11). Ze worden hier poëtisch “de pilaren van de hemel” genoemd, alsof de hemel erop rust. Maar als Hij ze bestraft, waarbij we aan een aardbeving kunnen denken, sidderen zij (Ex 19:18). Van al dat imposante blijft niets over. Alleen Zijn majesteit boven alles is blijvend.

Dan is daar ook nog Zijn kracht in de wind waarmee Hij de zee opzweept (Jb 26:12; Ps 107:25; Js 51:15; Jr 31:35). Met hetzelfde gezag beteugelt Hij ook de wind en “brengt de storm tot stilte” (Ps 107:29). Wat hier aan God wordt toegeschreven, zien we in de evangeliën de Heer Jezus doen (Mt 8:26; Mk 4:39). Het is een van de vele bewijzen dat de Heer Jezus God is.

God is niet alleen groot in Zijn almacht en majesteit, maar ook in Zijn schoonheid (Jb 26:13). De Geest van God geeft die schoonheid aan de hemel. We zien de schoonheid van de lucht, de wolken, de hemellichamen. David is er diep van onder de indruk: “Als ik Uw hemel zie, het werk van Uw vingers, de maan en de sterren, die U hun plaats gegeven hebt” (Ps 8:4). God schept, controleert en bevrijdt (Js 27:1; Op 20:2).

Die schoonheid is door “de snelle [eigenlijk ’snel vluchtende’] slang”, de duivel (Op 12:9), verloren gegaan toen hij de zonde in de wereld bracht. Maar God is in Christus de Overwinnaar over de duivel. Hij zal het oppervlak van het aardrijk vernieuwen (Ps 104:30) en de schepping in zijn oorspronkelijke schoonheid herstellen. Dan zal de duivel gebonden zijn en zal de vergankelijkheid van de schepping zijn weggenomen (Rm 8:21).

Copyright information for DutKingComments