Job 28:12-22

Niet geopenbaard door de natuur

Job heeft beschreven welke inspanningen de mens bereid is te leveren en wat hij allemaal waagt om edelmetalen uit de aarde op te diepen. In de volgende verzen vergelijkt hij deze intensieve werkzaamheden met de pogingen van de mens om wijsheid te krijgen. De mens weet waar edelmetalen te vinden zijn, maar “de wijsheid”, waar is die te vinden (Jb 28:12)? Wijsheid is een onvergelijkbaar grotere schat dan het kostbaarste edelmetaal dat in de aarde verborgen ligt en waarvan de waarde ook nog eens van voorbijgaande aard is. En waar moet “het inzicht” gezocht worden, op welke plaats?

De constatering is dat mensen daarnaar niet met dezelfde bezieling en overgave zoeken als waarmee zij naar bodemschatten zoeken. Ze kennen de waarde ervan niet, noch de weg erheen (Jb 28:13-14). De bronnen of vindplaatsen van de wijsheid liggen dan ook niet in de natuur of “in het land van de levenden”, dat wil zeggen in de mens. Er moet hoger worden gekeken dan de aarde en de mens om de ware wijsheid te vinden. De wijsheid is niet te vinden in of op de aarde, maar is verborgen in God.

De wijsheid is nergens in de natuur door de natuurlijke mens of enig schepsel te ontdekken. In een prachtige personificatie zeggen de watervloed en de zee dat zij geen wijsheid herbergen. De diepste duikers in de diepten van de oceanen en zij die over zee de verst verwijderde plaatsen aandoen, ontdekken niets van de wijsheid van God. Om de wijsheid te ontdekken moeten ze eerst aanvaarden dat God er is. Dan pas kunnen ze zien dat Hij Zijn werken alle met wijsheid heeft gemaakt (Ps 104:24).

De menselijke inspanning en het menselijk verstand schieten volledig tekort om tot kennis van de wijsheid van God te komen (1Ko 1:21). De wijsheid van God is voor ons te vinden in Christus, want Hij is de “wijsheid van Godswege” (1Ko 1:30; Ko 2:3). En in Christus kunnen we aan God de ons ontbrekende wijsheid vragen (Jk 1:5).

Haar onbetaalbare en onvergelijkbare waarde

In dit gedeelte worden heel wat verschillende bodemschatten opgesomd waarvoor een mens zijn leven waagt om die te bezitten. Maar de wijsheid is niet verkrijgbaar tegen betaling van welke aardse rijkdom ook. Ze is er ook niet mee te vergelijken.

Wijsheid kan niet in ruil voor “fijn goud” verkregen worden (Jb 28:15). Iemand kan nog zoveel fijn goud als ruilmiddel voor wijsheid aanbieden, maar het ruilmiddel schiet tekort. Het is ook onmogelijk om een hoeveelheid zilver in een weegschaal te leggen die evenredig is aan het gewicht van de wijsheid. De wijsheid is niet te wegen.

Er is ook geen betaalmiddel dat de waarde van de wijsheid overtreft, al zou dat betaalmiddel “het fijne goud van Ofir”, dat is het kostbaarste goud, of “de kostbare onyx en saffier”, zijn (Jb 28:16). Wijsheid is oneindig veel waardevoller. De waarde van wijsheid is eenvoudig niet te meten met wat naar aardse maatstaven van de grootste waarde is, zoals goud of kristal (Jb 28:17). Kristal of glas was in de oudheid net zo kostbaar als edelstenen. Ook “een kleinood van zuiver goud” kan onmogelijk als ruilmiddel voor de wijsheid dienen. De waarde van de wijsheid ligt daar ver boven.

“Koraal en kristal” komen niet in de gedachten op als het erom gaat wijsheid te verkrijgen (Jb 28:18). Ze zijn waardeloos als het erom gaat wijsheid in bezit te krijgen. Ook de waarde van robijnen is volkomen ontoereikend om wijsheid te verwerven (Sp 3:13-15). De waarde van “een topaas uit Cusj” valt in het niet bij de waarde van wijsheid (Jb 28:19). Wie wijsheid wil kopen, hoeft niet aan te komen “met het fijne zuivere goud”.

De wijsheid is eenvoudigweg niet te betalen met of in te ruilen tegen alle bodemschatten van de hele wereld bij elkaar. Ze hoort niet bij het zichtbare en tastbare bestaan van de mens op aarde, maar bij de onzichtbare wereld van God. De wijsheid is niet te koop met aardse betaalmiddelen. Ze is alleen te koop voor hen die geen geld hebben, dat wil zeggen die God erom vragen of Hij haar wil geven (vgl. Js 55:1-2; Jk 1:5).

De wijsheid is niet zichtbaar en niet hoorbaar

Nog eens stelt Job de vraag naar de oorsprong en vindplaats van de wijsheid en het inzicht (Jb 28:20; Jb 28:12). Er is een openbaring van God voor nodig om te weten waar de wijsheid vandaan komt, namelijk van God Zelf. Om te weten waar de plaats van het inzicht is, geldt hetzelfde. “De ogen van alle levenden”, dat zijn de mensen, ontdekken de wijsheid niet. Zij is voor hen bedekt, verborgen (Jb 28:21). Met “de vogels in de lucht” kunnen in verband met het eerste deel van dit vers en het eerste deel van het volgende vers (boze) geestelijke machten worden bedoeld. Ook voor de sluwste geesten met een intelligentie die vele malen hoger is dan die van de mens, is de Goddelijke wijsheid verborgen.

“Het verderf en de dood” zijn de plaatsen waar de geesten van de ongelovigen zich na hun dood bevinden (Jb 28:22). Wie daarmee door een sterfgeval in zijn familie of omgeving in aanraking komt, beseft dat het hem aan wijsheid ontbreekt om te doorgronden wat deze plaatsen inhouden, wat er achter de dood ligt. In die zin dringt er een gerucht door in de oren van de mens. God doorziet met Zijn wijsheid wat duister is voor de mens (Sp 15:11). Hij kan de sluier ervan oplichten en inzicht geven in de toestand na de dood (Lk 16:19-23).

Samengevat zien we drie terreinen waar de wijsheid niet is (vgl. Fp 2:10). De wijsheid is

1. niet op aarde bij alle levenden, bij de mensen;

2. niet boven de aarde bij de vogels in de lucht of de wereld van de geesten;

3. niet onder de aarde in het dodenrijk bij het verderf en de dood.

Copyright information for DutKingComments