Job 30:17

Zijn lijden

Jobs ziel stort zich in hem uit, wat wil zeggen dat hij zich overgeeft aan zijn ellende (Jb 30:16). Hij zakt als het ware in elkaar. Hij voelt hoe het laatste restje leven bezig is uit hem weg te vloeien. De dagen van zijn ellende grijpen hem aan, alsof ze handen hebben en hem krachtig beetpakken, ze overweldigen hem. Zijn hele bestaan en gevoel worden erdoor beheerst. Elke dag is vol ellende en de dagen rijgen zich aaneen zonder dat er enige verlichting optreedt of zich ook maar aandient.

De nacht is niet beter dan de dag (Jb 30:17). Het lijkt wel of de pijn ‘s nachts nog toeneemt. De pijnscheuten schieten door zijn beenderen. Pijn in de beenderen is de diepste pijn. We zeggen wel eens dat we tot op het bot koud zijn en bedoelen daarmee dat we door en door koud zijn. Zo leed Job door en door pijn in de nacht, zodat hij ook ’s nachts geen rust had (vgl. Jb 33:19). Ook het bloed in zijn aderen kwam ’s nachts niet tot rust. Hij had voortdurend hartkloppingen, waardoor hij ook wakker bleef.

Nadat Job heeft gesproken over de onzichtbare beenderen en aderen in zijn lichaam, spreekt hij over “mijn kleed”, dat is zijn uiterlijk. Hij is onherkenbaar geworden door de verwoestende kracht van zijn ziekte en zweren (Jb 30:18). Hij voelt zich door God met “grote kracht” bij de keel gegrepen, op een manier waarop een kraag van een overhemd zo strak om de hals kan zitten, dat je het gevoel krijgt dat je stikt.

Job voelt zich vervolgens door God in het slijk van rampspoed en ellende geworpen (Jb 30:19). Daardoor is hij in een afgrijselijke situatie terechtgekomen en wordt hij door iedereen gemeden. Wat hemzelf betreft, zijn alle kracht en leven uit hem verdwenen. Dat brengt hij tot uitdrukking door te zeggen dat hij is “gelijk geworden aan stof en as” (vgl. Gn 18:27). Hij zit vanaf het begin “midden in de as” (Jb 2:8) en nu voelt hij zich alsof hij door Gods toedoen net zo laag en waardeloos als stof en as is geworden.

Copyright information for DutKingComments