Job 4:1

Inleiding

Jobs uitbarsting in Job 3 geeft aanleiding tot de hierna volgende drie gespreksronden tussen Job en zijn vrienden. De vrienden spreken steeds in dezelfde volgorde, mogelijk naar leeftijd: eerst Elifaz, dan Bildad en ten slotte Zofar. Het is telkens woord en weerwoord:

1. eerst een beoordeling en veroordeling van de kant van de vrienden,

2. waarop een zelfrechtvaardiging volgt van de kant van Job,

en dat allemaal in steeds fellere bewoordingen.

In dit alles is iets echt menselijks. We moeten leren hoeveel wijsheid en voorzichtigheid we nodig hebben als we menen mensen over iets aan te spreken wat we waarnemen. De vrienden hebben niet wat de Heer Jezus wel heeft – en wat ook Job had, naar het getuigenis van Elifaz (Jb 4:3-4) – en dat is het vermogen om “met de vermoeide een woord op de juiste tijd te spreken” (Js 50:4). Integendeel, zij maken de smart van Job alleen maar groter. Zij weten niet “hoe goed … een woord op zijn tijd” is (Sp 15:23b).

Het is ook duidelijk dat de vrienden niet naar Job kijken zoals God naar hem kijkt. God heeft immers herhaaldelijk over de onberispelijkheid van Job gesproken. De vrienden kijken naar Job als mensen die alleen aanzien wat voor ogen is en verbinden dat met hun kennis over God, dat wil zeggen met hun eigen ‘theologie’ over hoe God is. Ze beoordelen de situatie niet vanuit hun relatie met God.

Uit hun beoordeling blijkt dat zij Job niet kennen en dat ze God niet kennen. Ze zoeken naar de oorzaak van het lijden zonder kennis van God en van Job. Ze zien achter het lijden alleen maar de straffende hand van God. Gods opvoedende hand kennen zij niet. Het toont ook aan dat ze zichzelf niet kennen. Door al hun onkunde voegen ze smart toe aan Jobs lijden, in plaats van hem te troosten in zijn lijden.

Waar het in de twistgesprekken steeds om gaat, is de vraag van de drie vrienden of Job werkelijk een oprecht man is of dat hij toch een huichelaar is. Het is in feite dezelfde vraag die de satan in Job 1 en Job 2 aan God stelt (Jb 1:9; Jb 2:4-5).

Globaal kan van de gespreksronden nog het volgende worden gezegd:

1. In de eerste gespreksronde (Job 4-14) beleren de vrienden Job over het straffende karakter van het lijden; Job antwoordt daarop in wanhoop.

--a. Elifaz beschrijft zijn eigen ervaring met de grootheid en rechtvaardigheid van God.

--b. Bildad houdt Job de traditie voor dat lijden vergelding is.

--c. Zofar houdt vast aan het dogma dat lijden het gevolg van begane zonden is.

Hoewel de vrienden van eenzelfde beginsel uitgaan, hebben ze toch ieder een eigen kenmerk:

1. Elifaz wordt gekenmerkt door waardigheid, zijn beroep op God en een indringend verzoek om toch naar hem te luisteren.

2. Bildad doet een beroep op het nuchtere verstand en de lessen uit de geschiedenis.

3. Zofar wordt gekenmerkt door dogmatische strengheid en onstuimigheid waarmee hij Jobs (vermeende) zonden aan de kaak stelt en de verklaring van het zekere oordeel dat daarover komt.

2. In de tweede gespreksronde (Job 15-21) uiten de vrienden verdachtmakingen en beschuldigingen; Job gaat van wanhoop naar hoop.

3. In de derde gesprekronde (Job 22-26) brengt Job zijn vrienden tot zwijgen. Maar het raadsel van het lijden blijft.

Een belangrijke oorzaak van het verschil tussen de toespraken van de vrienden en die van Job is het verschil in hun relatie met God. Job is vastbesloten absoluut eerlijk tegen God te zijn. Hij vertelt God alles, elke traan, elke vertwijfeling. Het gaat hem om het handhaven van zijn relatie met God. De vrienden daarentegen vertellen God niets. Zij spreken slechts over Hem, nooit tot Hem. Ze spreken niet vanuit een relatie met God, maar uiten meer hun theorieën over God, theorieën die ze krampachtig als een star dogma vasthouden. Job vraagt ook nergens om herstel van zijn welvaart. Waar het hem om gaat, is zijn verhouding tot God en Gods verhouding tot hem.

In de twistgesprekken die de drie vrienden met Job voeren, zien we dat ze zijn gebaseerd op eenzelfde principe en dat is dat alle lijden altijd een straffend en nooit een onderwijzend karakter heeft en dat lijden te maken heeft met de gerechtigheid van God. In hun denken is er geen plaats voor de liefde van God in verband met het lijden. Ze zien niet dat deze twee – gerechtigheid en liefde – in Zijn wegen altijd samengaan. Als lijden wordt bekeken zoals zij doen, is er geen oog voor het verschil in lijden dat de rechtvaardige ondergaat en dat wat het deel is van de goddeloze.

Onderverdeling eerste toespraak van Elifaz (Job 4-5)

1. Verwijt van Jobs wanhoop (Jb 4:1-5)

2. Gods gunst voor de rechtvaardige (Jb 4:6-11)

3. Visioen van Gods grootheid en heiligheid (Jb 4:12-21)

4. Ervaring van Gods wegen (Jb 5:1-5)

5. Vermaning voor Job om God te zoeken (Jb 5:6-11)

6. Gods triomf over het kwade (Jb 5:12-16)

7. Het gebruik van kastijding (Jb 5:17-27)

Elifaz verwijt Job zijn wanhoop

Elifaz, de Temaniet, meent, na wat Job heeft gezegd, dat hij niet langer mag zwijgen en verplicht is om te spreken (Jb 4:1). Hij voelt zich gedrongen om het woord te nemen en Job van repliek te dienen, verbaasd als hij is over diens heftige reactie op zijn lijden. Hij is de hoofdwoordvoerder van de drie vrienden. Bij elke gespreksronde neemt hij als eerste het initiatief om te spreken. We zien aan het einde van het boek dat de HEERE hem als hoofdverantwoordelijke aanspreekt en Zijn toorn tegen hem ontbrandt (Jb 42:7).

Met het antwoord van Elifaz begint een aantal dialogen, waarbij op steeds pijnlijkere wijze op de wonden wordt gedrukt die in Jobs binnenste geslagen zijn. De vrienden menen steeds op de klachten van Job te moeten reageren en dat brengt dan weer een reactie bij Job teweeg.

Elifaz meent dat hij moet opkomen voor Gods eer, want die wordt in zijn ogen geweld aangedaan door wat Job zegt. Helaas brengt zijn spreken Job niet onder de indruk van God. Hoe komt dat? Elifaz heeft een te beperkte kijk op Gods eer, alsof die alleen gehandhaafd kan worden door het uitoefenen van volstrekte gerechtigheid tegenover het kwaad, waarbij hij ook nog meent dat oorzaak en gevolg door mensen na te rekenen zijn.

De eerste woorden die Elifaz spreekt, houden in dat hij zich ervan bewust is dat zijn woorden en die van zijn beide vrienden Job pijn zullen doen, zozeer zelfs dat hij veronderstelt dat Job eronder kan bezwijken (Jb 4:2). Het is een merkwaardig begin voor iemand die toch gekomen is om te vertroosten (Jb 2:11). Maar, zo rechtvaardigt hij zichzelf, hij kan niet anders. Hij moet wel spreken.

Hij steekt direct van wal en wijst Job erop dat hij vroeger anderen die met tegenslagen te kampen hadden, heeft onderwezen hoe ze daarmee moesten omgaan (Jb 4:3). Door die bemoedigingen heeft hij de lijdenden weer kracht gegeven, hij heeft hun “slappe handen versterkt”. Zijn woorden hebben “degene die struikelde, opgericht” (Jb 4:4). Job wist – in tegenstelling tot zijn vrienden, zoals zal blijken – een woord te spreken met de vermoeiden op de juiste tijd. Daardoor konden die vermoeiden weer verdergaan.

Maar moet je nu eens naar Job kijken, nu hij zelf in de ellende zit (Jb 4:5). Nu is er niets over van al die raad aan anderen. Hij bezwijkt onder de rampen die hem zijn overkomen. Nu het noodlot hem treft, is hij nergens. Waar blijven nu zijn opbeurende woorden die hij voor anderen had? Elifaz beweert dat je zou mogen verwachten dat Job, die vroeger anderen wist te bemoedigen die in beproeving waren, nu de vroeger gesproken woorden tot zichzelf zou richten (vgl. Lk 4:23).

Wat Elifaz zegt, is ten dele waar, maar de reden ligt niet alleen in de rampen die Job hebben getroffen. De oorzaak ligt dieper, namelijk dat Job veronderstelt dat God zijn tegenstander is (Jb 3:20; 23). Ook ligt er een verwijt opgesloten in wat Elifaz zegt. Dat verwijt is dat Job, die een ander heeft geleerd, niet zichzelf leert (Rm 2:21).

We missen in de woorden van deze vriend een woord van troost. Genade leert ons om te huilen met hen die huilen en mee te voelen met de bedroefden (Rm 12:15). Job heeft in voorkomende gevallen (Jb 4:4) tot hetzelfde opgeroepen als waartoe de schrijver van de brief aan de Hebreeën de Hebreeuwse gelovigen oproept (Hb 12:12-13). Daarin mogen wij Job navolgen. Hij heeft er de tijd voor genomen, hoewel hij toch een drukbezet man moet zijn geweest.

Copyright information for DutKingComments