Joel 1:10-12

Alles is grote ellende

“Het veld” is het terrein waarop het gewas staat. Het laat de oogst zien, het resultaat van alle inspanning die eraan is voorafgegaan. Maar er is geen oogst binnen te halen, want er staat geen gewas op het veld. Met “de grond” wordt meer het terrein bedoeld waarvan je mag verwachten dat daarvan, nadat er geploegd en gezaaid is, ook geoogst zal worden. Maar alle bewerking van de grond is tevergeefs geweest. De aarde geeft de aanblik van een treurende. De woorden “opgedroogd” en “verkommerd” wijzen erop dat er naast een sprinkhanenplaag ook een droogte is (Jl 1:17).

“Koren”, “nieuwe wijn” en “olie” zijn de drie hoofdzegeningen van het land, die in het Oude Testament vaak samen worden genoemd (Nm 18:12; Dt 7:13; Hs 2:7). Wanneer deze worden weggenomen, is dat als gevolg van een Goddelijk strafgericht (Dt 28:51; Hg 1:11). Ze zullen weer aanwezig zijn als het volk zich heeft bekeerd (Jl 2:19; Ps 65:10). De drie producten – koren, nieuwe wijn en olie – staan achtereenvolgens voor versterking, vreugde en uitstraling (Ps 104:14-15).

Armen en rijken ontmoeten elkaar

De hier aangesproken groepen zijn degenen die het meest direct zijn aangetast in hun bestaanszekerheid. Tarwe en gerst zijn de belangrijkste granen waarvan brood wordt gebakken. We kunnen hierbij denken aan twee soorten mensen: rijk en arm. Gerstebrood is het brood voor de armen, terwijl de mensen die het beter hebben, tarwebrood kunnen kopen. Gerst wordt gebruikt als voedsel voor de paarden (1Kn 4:28) en als voedsel voor mensen als tarwe niet te krijgen of te betalen is.

Uit 2 Koningen 7 blijkt dat gerst de helft van tarwe kost (2Kn 7:1; 16). De Joodse geschiedschrijver Flavius Josephus, vermeldt in zijn boek De val van Jeruzalem bij de beschrijving van een van de belegeringen van Jeruzalem hetzelfde: ‘Veel rijken gaven hun hele vermogen voor een maat tarwe, armeren voor een maat gerst, waarna ze zich in een verborgen hoek van hun huis opsloten en het graan kneedden of ongemalen opaten.’

In Openbaring 6 is de prijs van gerst een derde van de prijs die voor tarwe betaald moet worden (Op 6:6). Maar als beide niet meer te krijgen zijn, maakt het niet uit of je rijk bent of arm. Arm en rijk ontmoeten elkaar in de ellende van de honger (Sp 22:2). Als beiden tot de erkenning komen dat ze schuld hebben aan de kastijding die God heeft moeten brengen omdat ze Hem niet als hun Maker hebben erkend, heeft Hij met die tucht Zijn doel bereikt.

Alle bomen zijn verdord

Niet alleen de landbouwers en wijngaardeniers zijn de dupe. Het hele volk, alle “mensenkinderen”, deelt in de ramp. De vijf boomsoorten vormen met de tarwe en gerst van Jl 1:11, een zevental. Daarmee wordt de totale omvang van de aangerichte verwoestingen aangegeven. Met de palmboom wordt de dadelpalm bedoeld. De vermelding dat “alle bomen” zijn verdord, nadat al een aantal bomen met name is genoemd, maakt het beeld van de troosteloosheid compleet.

Bomen zijn door God bij de schepping gegeven als een zegen voor de mens. Die mocht vrij van alle bomen eten, met uitzondering van de boom van de kennis van goed en kwaad (Gn 2:16-17). Voor de Jood, voor wie deze gewassen behoren tot de zegeningen van het land (Dt 8:6-10), is het wegnemen ervan een ramp en tevens een oordeel.

Behalve dat de genoemde bomen een economische waarde vertegenwoordigen, staan ze ook symbool voor geestelijk voedsel en verkwikking en voor vreugde en vrucht in het leven van de trouwe gelovige (Ps 92:13; Hl 2:3). De volle blijdschap die hun leven als volk van God had kunnen kenmerken, is beschaamd weggevlucht. Er is niets van over.

Copyright information for DutKingComments