Joel 2:1-14

Inleiding

Joël heeft in Joël 1 gewezen op de alles verwoestende sprinkhanenplaag en waarom deze door God is gestuurd. In Joël 2 sluit hij daarop aan met de mededeling dat God, daar zij zich niet hebben bekeerd, een nieuwe plaag zal sturen. Geen letterlijke sprinkhanen dit keer, maar soldaten. Hoewel er veel overeenkomsten zijn waar te nemen tussen de sprinkhanen en de vijandelijke soldaten, gaat het in Joël 2 niet om wat dat volk allemaal ‘opeet’, maar om dat volk zelf.

Joël wijst op de dag van de HEERE die komt, dat is de dag waarop de Heer Jezus terugkomt. Het is letterlijk Zijn dag, als Hij komt met Zijn oordelen. Die dag werpt zijn schaduwen vooruit. Het is een dag die niemand kan verdragen die niet met God in het reine is.

Maar dat is niet de enige boodschap die Joël heeft. Die dag is nog niet aangebroken en het oordeel is nog af te wenden. Het is nog steeds de dag van de behoudenis (vgl. 2Ko 6:2). Daarom roept hij op tot bekering. Dat kan op grond van Wie God is, dat wil zeggen op grond van Zijn genade en barmhartigheid. De gevolgen van hun berouw en bekering betekenen een grote zegen voor het volk.

Die zegen heeft twee aspecten. Hij komt tot uiting in een overvloedige opbrengst van het eens zo verwoeste land. Dat ziet op de uiterlijke omstandigheden. Het volk zal in voorspoed en overvloed leven. Hij blijkt ook in een uitstorting van de Geest. Dat ziet op een innerlijke betrekking met de HEERE en een leven in rust en vrede, zonder angst voor vijandige volken.

De dag van de HEERE is nabij

De geestelijke ogen van Joël nemen een nieuwe plaag waar. Een nieuw gevaar dreigt. De plaag waarin letterlijke sprinkhanen de hoofdrol spelen, is voorbij. De plaag waarin een leger van mensen de hoofdrol gaat spelen, dient zich hier aan. Joël voorziet en voorzegt dat een vijandig volk het land Israël zal verwoesten. Met het oog daarop moet er alarm worden geblazen. De verwoesting die op het punt staat los te barsten, is een voorafschaduwing van wat Israël in de laatste dagen, vlak voor de wederkomst van Christus, zal overkomen.

Joël roept op tot het blazen van de bazuin, maar hij zegt niet wie dat moet doen. Daar dit blazen meestal de taak van de priesters is, moeten we ook hier waarschijnlijk daaraan denken. Het alarm blazen hier herinnert aan het alarm blazen met de zilveren trompetten als de vijand in het land is (Nm 10:9). Dan zal de HEERE aan hen denken.

De bazuin wordt in ons hoofdstuk nog een keer geblazen, en wel in Jl 2:15. Daar gaat het om het bijeenroepen van het volk om voor de HEERE te verschijnen. Hier is het als alarm bedoeld, omdat de vijand komt (vgl. Hs 5:8; Hs 8:1). Zoals eerder is opgemerkt, ziet het woord ‘dag’ altijd op openbaar worden. Joël stelt “de dag van de HEERE” voor als nabij. Hij ligt niet in een ver verschiet, zodat de mensen kunnen denken: ‘Na ons de zondvloed.’ Vandaar het alarmsignaal. Het moet doordringen hoe nabij die dag is!

Overal waar over de oordelen gesproken wordt, is duidelijk dat ze binnenkort zullen plaatsvinden. “De tijd is kort” (1Ko 7:29). “Het is [het] laatste uur” (1Jh 2:18). “De Rechter staat voor de deur” (Jk 5:9). “De tijd is nabij” (Op 1:3).

De Assyriërs

De sprinkhanenplaag wordt als aanleiding en ook als voorbeeld genomen voor de komst van een vijandelijk leger. Dit leger moet nog komen. Het leger waarover Joël spreekt, is het leger van de Assyriërs, dat uit het noorden komt (Jl 2:20). Assyrië wordt door God “de roede van Mijn toorn” genoemd (Js 10:5; Mi 5:4-5). De inval van de Assyriërs wordt gezien als een sprinkhanenwolk die de zon verduistert (vgl. Zf 1:15-16; Js 60:2a; Ez 34:12; Am 5:18). Tevens vindt die inval plaats met de snelheid en onweerstaanbaarheid van de dageraad die zich over de bergen verspreidt.

De sprinkhanenplaag is voor het volk een teken van de tijd (vgl. Mt 16:2-3). En als Joël dan spreekt over een nog gruwelijker vijand, kan hij de komst van de vijand vergelijken met de dageraad van de op handen zijnde dag van de HEERE. Die dag zal echter voor het afvallige volk geen licht en voorspoed brengen, maar donkerheid en een allesverwoestende storm.

Paradijs en woestenij

Na het plotselinge en massale opdoemen van de vijand wordt nu de allesverwoestende werking ervan beschreven. Alles wat de vijand onderweg tegenkomt, wordt door hem totaal vernietigd. Vuur is in de Bijbel vaak de uitdrukking van Gods oordeel. Het is tevens de aanduiding van een macht die alles in de natuur verteert.

Kijk naar een veld waar de sprinkhaan nog niet is geweest. Dat lijkt op de hof van Eden, het paradijs, de trots en heerlijkheid van het land. Kijk de volgende dag naar dat veld als de sprinkhaan er is geweest. Dan lijkt het op een woeste wildernis, waar geen enkele herinnering meer is aan de weelde en de schoonheid die het veld een dag eerder bezat. Al het handelen van de Assyriërs lijkt op wat een sprinkhanenplaag bewerkt. Aan die vijand is niet te ontkomen door ervoor weg te vluchten of zich voor te verstoppen, zoals ook aan Gods oordeel op de dag van de HEERE niet te ontkomen is.

“De hof van Eden” is een aanduiding voor een paradijselijk, uitermate florissant gebied, het tegengestelde van een woestenij (Ez 28:13; Ez 31:9-18). Deze tegenstelling tussen paradijs en woestenij, maar dan omgekeerd – de woestijn wordt een paradijs –, vinden we ook in Jesaja 51 en Ezechiël 36 (Js 51:3; Ez 36:35).

Sprinkhanen en paarden

Hoewel het hier gaat om het leger van de Assyriërs, om mensen, en niet meer om sprinkhanen, wordt de vergelijking tussen dit leger en de sprinkhanen doorgetrokken. Er zijn overeenkomsten tussen de sprinkhaan en het paard (Jb 39:23; Op 9:7). De vergelijking kan slaan op de dieren zelf. De uitvergrote sprinkhaan lijkt, vooral door de vorm van zijn kop, op een paard. De vergelijking kan ook te maken hebben met de manier van aanstormen, de snelheid en springvaardigheid van de sprinkhaan, die ook bij een paard aanwezig zijn.

Horen en zien vergaat je

Niet alleen de aanblik van dit leger is indrukwekkend en angstaanjagend, ook het geluid dat de strijdmacht voortbrengt, is dat. Het lawaai gaat door merg en been. Bij het beeld van de paarden gaat het om het zien, de aanblik ervan doet aan sprinkhanen denken. Bij de vergelijking met de tweewielige strijdwagens gaat het om het horen van het geluid dat ook een naderende zwerm sprinkhanen kenmerkt.

Als de zwermen in de verte over de bergtoppen komen aanzetten, klinkt dat tussen de geluidsversterkende bergwanden als het doffe geraas van krijgswagens die over oneffen bergpaden “springen”. Komt de zwerm dichterbij, dan wordt het geluid indringender en lijkt het meer op het knetteren van “een vuurvlam, die stoppelen verteert”. Zo is het gerommel van het oordeel al van ver te horen als een waarschuwing dat het snel dichterbij komt.

Angst en beven

De indruk van dit “machtige volk” (Jl 2:5) is zo overweldigend, dat overal waar het verschijnt, hele volken in elkaar krimpen van angst en de gezichten van kleur verschieten. In Jl 2:1 is de angst nog beperkt tot Juda en Jeruzalem. Hier komen ook andere volken in de ban van de angst voor de Assyriërs. In Jl 2:10 omvat de angst het hele universum.

Hoe het leger voortsnelt

Levendig, met korte, nadrukkelijk klinkende zinnen bericht Joël hoe het leger voortsnelt, de stadsmuren bestormt, de stad overvalt en de huizen binnendringt. Je ziet het voor je. Onstuitbaar gaan ze voort. Ze zijn door niets tegen te houden (vgl. Js 33:4). Ze zijn onkwetsbaar en daardoor onweerstaanbaar, want zij die niet verwond kunnen worden, kunnen ook niet tot staan worden gebracht. In hun gelederen ontstaan geen gaten.

Om binnen te komen gaan ze de weg van de dief. Ook dat hoort bij de dag van de Heer (1Th 5:2). Een dief komt onverwachts en ongewenst, maar alleen voor hen die er geen rekening mee houden. Als er waarschuwingen aan vooraf zijn gegaan, kun je niet meer volhouden dat het onverwachts is. Toch moeten we er steeds aan herinnerd worden hoe plotseling de voorspelde gebeurtenis zal plaatsvinden.

Voor ons, christenen, gaat de opname van de gemeente aan de dag van de Heer vooraf. Dat gegeven is niet bedoeld om ons maar geen zorgen te maken over die dag. Zeker, we hoeven niet bang te zijn voor het oordeel dat met die dag samenhangt. Maar als we de tekenen van de tijd zien en hoe nabij die dag is, dan is de komst van de Heer voor Zijn gemeente nog dichterbij.

Dat zou ons moeten aanzetten tot een uitzien naar Hem en een grote toewijding aan Hem. Het zou ons moeten aanzetten om mensen te waarschuwen zich te bekeren en in Hem te geloven voordat het te laat is. De onverstoorbaarheid en snelheid waarmee de Assyriërs te werk gaan, zou ook de christen moeten kenmerken in zijn werk en strijd voor de Heer.

Aarde en hemel onder de indruk

Met het noemen van aarde en hemel is de uitgebreidste omgeving aangegeven waarop dit leger indruk maakt. De hemellichamen staken zelfs hun normale functioneren bij het aanschouwen van dit vreselijke gericht.

Het leger van de HEERE

Hier volgt de verklaring van het succes dat dit leger heeft: de HEERE Zelf staat aan het hoofd ervan. In het aanstormende leger verschijnt niemand anders dan de toornende HEERE Zelf. Het vijandelijke leger is “Zijn leger”, dat Hij gebruikt om Zijn volk te tuchtigen (Js 10:5). Dat is het meest verschrikkelijke van alles en tegelijk de enige bron van hoop voor ieder die gelooft. Wie erkent dat het Gods oordeel is, kan zijn toevlucht nemen tot Hem in overeenstemming met Zijn liefde voor Zijn volk. Op Zijn liefde blijven rekenen is het ware karakter van het geloof door alle tijden heen. Geloof onderwerpt zich aan het handelen van God en vindt daarin vervolgens zijn redding. Wie zich verzet tegen het handelen van God, tekent zijn eigen doodvonnis.

Het volk wordt niet opgeroepen weerstand te bieden aan deze vijand. Deze vijand voert het woord van de HEERE uit – en “Zijn woord loopt zeer snel” (Ps 147:15). Daarom is elk verzet tegen dit leger niets anders dan opstand tegen Hem. Dat dit leger “Zijn woord ten uitvoer brengt”, betekent niet dat daarmee een eerder uitgesproken profetie wordt vervuld. Het wil alleen zeggen dat dit leger Zijn wil, Zijn bevelen uitvoert (vgl. Ps 103:20).

God wil niet dat wij ons wanhopig verzetten tegen Zijn tucht en naar oplossingen zoeken om ons eraan te onttrekken. Hij wil altijd dat wij ons voor Hem buigen en het instrument erkennen dat Hij zendt, wie of wat dat instrument ook mag zijn (Mi 6:9; vgl. 1Kn 12:24). Dat geldt zowel voor het persoonlijke leven als voor het gemeenschappelijke leven.

Het antwoord op de vraag “wie zal hem kunnen verdragen?” (vgl. Op 6:17; Na 1:6; Ml 3:2; Jr 10:10), dat wil zeggen “de dag van de HEERE”, ligt in de vraag opgesloten. Het antwoord luidt dat niemand die dag kan verdragen. Toch is ontkomen mogelijk. Dat laten de volgende verzen zien.

Een oproep

Door de woorden “ook nu echter, spreekt de HEERE”, gloort de hoop dat het aangekondigde oordeel nog kan worden afgewend. “Bekeer u tot Mij” geeft aan dat het om een terugkeer gaat die leidt tot een nieuwe verbondenheid met de HEERE. Het gaat daarbij niet alleen om een wending in de richting van, maar ook om het werkelijk komen bij de HEERE. Vandaar “met heel uw hart”, dat is met alles waarop het leven is gericht, het hele denken en willen (vgl. 1Sm 7:3; 1Kn 8:48).

De HEERE doet een ernstig beroep op het volk zich te bekeren tot Hem, en wel radicaal, zonder enige terughoudendheid. Het eerste waar het om gaat, is het hart, het hele hart. Halfhartigheid is een gruwel voor God. Een echte bekering gaat niet zonder waarneembare uitingen. “Vasten”, “geween” en “rouwklacht” zullen zichtbaar en hoorbaar worden bij iemand die zich met heel zijn hart tot God keert.

Van welke concrete zonde(n) het volk zich moet bekeren, zegt Joël niet. We horen bijvoorbeeld niet van afgoderij, sociaal onrecht, vertrouwen op eigen militaire macht of bondgenootschappen met naburige landen. Het kan gaan om een bekering van een oppervlakkige, zelfverzekerde, ritualistische godsdienst tot een nieuw, intens luisteren en leven naar het Woord van God.

Als het hele leven in de tegenwoordigheid van God wordt geplaatst in de wetenschap dat Hij het helemaal kent en beoordeelt, heeft dat gevolgen. Aan de ene kant zal het ons in elkaar laten krimpen vanwege de heiligheid van God omdat we zien hoe zondig ons leven is. Aan de andere kant zullen we opveren van verlichting vanwege de liefde van God, omdat we zien dat Hij bekering beantwoordt met vergeving van onze zonden. Hij kan ieder die zich bekeert de zonden vergeven omdat de Heer Jezus voor berouwvolle zondaars op het kruis Zijn bloed heeft gestort (Hb 9:22b).

Geen uiterlijke schijn

Er is een gezegde dat luidt: ‘De ogen des Heren gaan door de kleren.’ Dat is hier zeker van toepassing. Het volk kan met uiterlijke vroomheid bepaalde tekenen van rouw tonen. Het scheuren van de kleren is zo’n teken. Maar als het hart niet gescheurd is, heeft het uiterlijk teken voor God geen enkele waarde. God heeft “vreugde in waarheid in het binnenste” (Ps 51:8; 19; Js 57:15). Het gaat om een bekering tot “de HEERE, uw God”, waarmee de profeet benadrukt dat de HEERE geen vreemde God is, maar de God van het verbond met Zijn volk.

Het dreigende onheil zal de hele natie treffen en daarom wordt er opgeroepen tot nationale verootmoediging. In het algemeen is er bij nationale rampen wel plaats voor een nationale herdenking, maar niet voor een nationale verootmoediging. Sommige gebeurtenissen brengen een schok teweeg in alle lagen van de bevolking en soms ontstaat er grote algemene verontwaardiging. En vaak terecht. Denk maar aan terroristische aanslagen, of aan het misbruiken en daarna vermoorden van kinderen. Er worden protest- en herdenkingsmarsen en protest- en herdenkingsbijeenkomsten georganiseerd, waaraan massa’s mensen deelnemen. Helaas is het protest alleen gericht op de misdaad, de uitwas, de gebeurtenis.

De roep is: ‘Dit mag nooit meer gebeuren en de dader(s) moet(en) gevonden en gestraft worden.’ Die roep is begrijpelijk. In de groep vindt men elkaar in het gevoel van machteloosheid. Samen wil men een vuist maken naar het oncontroleerbare. Maar waar is de algemene verootmoediging? Waar is het algemene roepen tot God om Zijn ontferming? Waar is het samen een beroep doen op Zijn genade en barmhartigheid om ons meer van die ellende te besparen? Waar is het samen bidden: ”Verlos ons van de boze” (Mt 6:13b)?

Natuurlijk, de wereld zal pas onder de regering van Christus tijdens het duizendjarig vrederijk echt bevrijd zijn van de dramatische gebeurtenissen die regelmatige hele volksmassa’s in beroering brengen. Toch zijn al die gebeurtenissen even zoveel oproepen aan de mens om zich tot God te bekeren en voor Hem te gaan leven.

Zoals Mozes na de gebeurtenissen rond het gouden kalf heeft gedaan, zo doet Joël dat ook. Hij doet een beroep op de eigenschappen van God. Steeds weer komen we onder de indruk als we eraan denken dat in God bronnen aanwezig zijn die kunnen worden aangeboord als bij de mens de toestand hopeloos is. Daarom kan Mozes, nadat het volk met het gouden kalf gezondigd heeft, waardoor het zijn bestaansrecht had verloren, toch een beroep doen op God (Ex 34:6-9). Daarom kan Joël, terwijl het volk het oordeel verdient dat zich al dreigend aankondigt, ook hier een beroep doen op God.

In zijn beroep op de HEERE noemt Joël vijf eigenschappen van Hem (vgl. Jn 4:2; Ps 86:15; Ps 103:8; Ps 145:8; Ne 9:17).

1. “Genadig” is Hij in Zichzelf omdat Hij tot daden van goedheid komt als alle recht op zegen is verspeeld.

2. “Barmhartig” is Hij omdat Hij snel tot medelijden te bewegen is, als Hij ziet hoe ellendig Zijn volk eraan toe is.

3. Hij is “geduldig” in Zijn verdragen van dit zondige volk en

4. “rijk aan goedertierenheid” omdat bij Hem allerlei gunst en goedheid aanwezig zijn, waaronder ook schuldvergeving.

5. Ten slotte lezen we van Hem: “Hij heeft berouw.” Dat betekent dat Hij de aangekondigde of al gedeeltelijk uitgeoefende straf intrekt als Hij bekering ziet.

Als er gesproken wordt over het ‘berouw hebben’ van God, is dat een menselijke wijze van spreken. Als God ergens berouw over heeft, wil dat niet zeggen dat Hij terugkomt op een eerder genomen beslissing omdat die fout zou zijn geweest. God maakt geen fouten. Het berouw van God heeft te maken met een voornemen waarop Hij terugkomt als het gedrag van de mens daartoe aanleiding geeft.

Als een mens zich bekeert, zal God de aangekondigde straf niet uitvoeren. Als een mens zich anders tegenover God gaat gedragen, verandert God ook Zijn handelwijze tegenover die mens. Een sterk voorbeeld daarvan is het uitstel van het oordeel over Achab en zijn huis naar aanleiding van de (tijdelijke) verootmoediging van Achab (1Kn 21:27-29).

Wie weet …

De profeet heeft zojuist een schitterende beschrijving van enkele van Gods eigenschappen gegeven. Hij spreekt niet over God op theologische wijze, maar stelt Hem voor zoals hij Hem kent. Toch laat hij zich in zijn vertrouwen op Gods genade niet verleiden tot uitspraken alsof hij kan beschikken over Gods goedheid. Daarom begint dit vers met “wie weet?” De Goddelijke vrijmacht blijft gewaarborgd.

De vraag “wie weet?” is geen uiting van twijfel aan Gods goedheid, maar laat vooral menselijke nederigheid en bescheidenheid zien tegenover de soevereine God, Die het volste recht heeft Zijn oordelen uit te voeren. Boetedoening en bekering betekenen niet automatisch recht hebben op Gods genade. Joël spreekt zo, opdat zijn hoorders, zoals iemand heeft gezegd, ‘niet door de grootheid van hun zonden zouden wanhopen, maar opdat ook de grootheid van de genade hen niet zorgeloos zou maken.’ Bij bekering is er reden om te hopen dat Hij het oordeel afwendt.

Maar er is meer. Niet alleen wijkt het oordeel – wat al een grote genade is, hoewel negatief –, maar de profeet kent zijn God zo goed, dat hij weet dat God na de bekering van Zijn volk ook een zegen voor hen heeft. Met die zegen kan het volk Hem dan weer eren. De zegen kan doelen op het herstel van het veldgewas dat de HEERE zal schenken, waardoor weer “een graanoffer en een plengoffer” gebracht kunnen worden.

Het doel van elk verlossingswerk dat Hij tot stand brengt, is dat Hij geëerd wordt. Of het nu gaat om een aardse verlossing, zoals bij Israël dat van zijn vijanden wordt bevrijd, of om een geestelijke verlossing, als een mens wordt bevrijd uit de macht van de satan en de zonde, altijd zal het uiteindelijke doel zijn dat God en Zijn Christus erdoor verheerlijkt worden.

Copyright information for DutKingComments