Joel 3:18-20

Overvloed

Vanaf dit vers komt er een weldadige rust in het tot hiertoe onstuimige profetenboek. De strijd is voorbij, het oordeel is voltrokken, rust, vrede en zekerheid zijn gegarandeerd. De uitdrukking “op die dag” staat voor de tijd dat het vrederijk is aangebroken. De overvloed die er aan drinken is – wijn, melk en water –, staat in een groot contrast met de droogte en de gevolgen daarvan die we in Joël 1 zien (Jl 1:5; 10).

De profeet beschrijft deze zegeningen van hoog naar laag. Eerst ziet hij de hooggelegen berghellingen met wijnstokken, vervolgens de lagergelegen heuvelen met de melkgevende kudden, en ten slotte het dal van Sittim dat gevuld zal worden met de neerdalende wateren. De overvloed aan wijn is een teken van de overstelpende levensvreugde in het vrederijk (Ps 104:15; Ri 9:13; Pr 9:7; Pr 10:19). Waar de HEERE woont, is een bron van zegen die eerst ontspringt en vervolgens zegen brengt waar hij heen stroomt (Ez 47:1-12; Ps 65:10). De HEERE Zelf is de enige bron van elke zegen.

Bij het zien van dit tafereel worden we herinnerd aan de toestand die er in het paradijs is, voordat de zondeval plaatsvindt. Het vrederijk is in zekere zin een voortzetting van het paradijs. Alleen is het handhaven van het genot ervan niet meer afhankelijk van de eerste mens, de eerste Adam of zijn nageslacht, maar van de tweede Mens, de laatste Adam. Hij bestuurt Zijn rijk op volkomen wijze, zodat er duizend jaar lang zonder onderbreking een situatie van vrede, rust en zegen is.

Misschien kunnen we bij Sittim denken aan Sittim in het land van Moab (Nm 25:1; Nm 33:49). Dat Sittim is de laatste kampplaats van Israël, voordat zij de Jordaan oversteken en het beloofde land binnentrekken. Als het die plaats betreft, kan dat zijn om Gods belofte van een nieuwe tijd van zegen uit te beelden. Gods volk staat dan als het ware opnieuw in Sittim, dat wil zeggen op de drempel van een nieuwe tocht over de Jordaan en een nieuwe intocht in het land. Die nieuwe intocht geldt dan ook nog letterlijk voor de verstrooiden en verdrevenen (Jl 3:2; 6). Het doel van die nieuwe intocht, zowel in letterlijk als in geestelijk opzicht, is Sion, waar de HEERE woont te midden van Zijn volk.

Egypte en Edom

Behalve een uitzonderlijke vruchtbaarheid is er ook politieke veiligheid. Het genot van de zegen van Jl 3:18 is alleen mogelijk als Juda kan leven zonder te worden bedreigd door vijanden. Daarom moeten die worden uitgeschakeld. Egypte en Edom vertegenwoordigen alle vijandige volken, maar dat niet alleen. Het tweede deel van het vers geeft concrete daden aan waaruit de vijandschap van deze volken blijkt. Het zijn daden van geweld waarbij ze onschuldig bloed hebben vergoten.

Egypte is vaak door Israël heengetrokken in de strijd met Assyrië en heeft daar vreselijk huisgehouden. Edom heeft elke kans aangegrepen om het leed te verzwaren dat Israël van vijanden heeft ondervonden. De profeet Obadja spreekt er in zijn profetie uitvoerig over wat Edom Gods volk heeft aangedaan.

Het contrast

De verwoesting van Egypte en Edom is geen doel op zichzelf, maar maakt de weg vrij voor het doel dat God met Zijn volk heeft. Als de vijanden eenmaal zijn uitgeschakeld, zullen Juda en Jeruzalem blijven tot in eeuwigheid, ofwel tot in verre geslachten. Het is een contrast: Egypte en Edom gaan ten onder, Juda herrijst en blijft voortbestaan in onbedreigde veiligheid.

Copyright information for DutKingComments