John 1:35-40

Zie, het Lam van God

Na het getuigenis over de Heer als het Lam van God dat de zonde van de wereld wegneemt, staat Johannes de volgende dag weer bij de Jordaan. Twee van zijn discipelen staan bij hem. Dan ziet Johannes de Heer Jezus daar wandelen. De Heer komt niet naar hem toe, maar vertoont Zich daar.

Als Johannes Hem ziet, is hij direct vol bewondering voor die Persoon. Hij spreekt het uit: “Zie, het Lam van God.” In Jh 1:29 heeft hij er nog aan toegevoegd wat dit Lam zal doen. Hier is hij vol van het Lam Zelf. Die Persoon heeft zijn hele hart in beslag genomen. Dit getuigenis van Johannes vanuit een hart dat vol is van de Persoon van Christus heeft een gevolg dat we niet zien bij zijn vorige getuigenis.

De twee discipelen die bij Johannes zijn, horen Johannes spreken en raken ook vol van Christus. Door het getuigenis van Johannes zien zij af van hem en worden ze in beslag genomen door de heerlijkheid van de Heer Jezus. Elke dienst voor God is slechts dan goede dienst als de dienaar de hoorders losmaakt van zichzelf als de menselijke dienaar en ze tot Christus voert. Zo’n dienaar is Johannes. Zijn twee discipelen verlaten hem en volgen de Heer.

Het ‘volgen’ veronderstelt dat wij niet in de rust van God zijn. Het Lam volgen doen we op aarde te midden van omstandigheden waar de zonde nog niet is weggenomen (Op 14:4). In de hof van Eden, het paradijs, waar geen zonde was, was het niet nodig te volgen. In de hemel zal er ook geen sprake zijn van volgen. Daar vinden we vreugde en rust op de plaats waar we zijn. Het volgen van het Lam is een activiteit die we alleen kunnen doen zolang we op aarde zijn.

Nederlandse verzen (38-40)

Wat zoekt u?

De Heer merkt dat de twee discipelen Hem volgen. Hij draait Zich om en stelt hun een vraag. Zijn vraag is niet: ‘Wie zoekt u?’, maar: “Wat zoekt u?” Daarmee vraagt Hij naar het motief dat zij hebben om Hem te volgen. Het antwoord is prachtig. Zij willen graag weten waar Hij verblijft. Ze noemen Hem “Rabbi”, een woord waarvan Johannes de evangelist de vertaling geeft: “Meester.” Daarmee nemen zij ten opzichte van Hem de plaats van leerlingen in. Ze willen van Hem, hun Meester, leren.

De Heer antwoordt dat ze maar met Hem mee moeten komen en dat ze dan zullen zien waar Hij verblijft. Hij geeft geen adres, maar een kenmerk (vgl. Lk 22:7-13; Hl 1:7-8). Het is een verblijfplaats waar het om Hem gaat. Daar blijven ze die dag bij Hem. Johannes noteert zelfs het uur van de dag waarop dit plaatsvindt.

Het is opmerkelijk dat Johannes, die toch schrijft over de eeuwige Zoon Die buiten de tijd staat, zoveel oog heeft voor tijdstippen waarop de eeuwige Zoon iets doet. We hebben dat ook al eerder gezien bij de beide keren dat hij spreekt over ‘de volgende dag’ (Jh 1:29; 35). Het benadrukt de aanwezigheid van God de Zoon in de wereld van mensen. Hij neemt deel aan hun omstandigheden, terwijl Hij Persoonlijk de Eeuwige is.

Nederlandse verzen (41-43)

Andréas brengt Petrus bij de Heer

Andréas was een discipel van Johannes de doper, maar is door het getuigenis van Johannes achter de Heer aangegaan. Als nadere omschrijving van Andréas vertelt de evangelist ons dat hij “de broer van Simon Petrus” is. Andréas is zo vol van de Heer, dat hij het niet voor zichzelf kan houden. Hij móet er met anderen over spreken. Het is in het algemeen een kenmerk van iemand die Christus heeft gevonden en volgt, dat hij anderen zoekt om met hen over Hem te spreken.

Andréas begint thuis. De eerste die hij ontmoet, is zijn eigen broer Simon. Het staat er zo nadrukkelijk: “Zijn eigen broer.” Als iemand de Heer Jezus heeft leren kennen als zijn Heiland, zal zijn eerste zorg toch uitgaan naar zijn eigen familie, dat ook zij Hem leren kennen (vgl. Lk 8:39).

Andréas geeft een kort, maar krachtig getuigenis van zijn ‘Vondst’. Er is geen enkele onzekerheid, maar hij getuigt met stelligheid dat hij de Messias heeft gevonden, waaraan Johannes weer de vertaling toevoegt. Christus is de Griekse vertaling van het Hebreeuwse Messias. Beide namen betekenen ‘Gezalfde’.

Over de Heer Jezus als Messias wordt vooral gesproken in verbinding met Israël. Als Christus staat Hij sinds Zijn hemelvaart vooral in verbinding met de raadsbesluiten van God voor de gemeente (Hd 2:36; Ef 1:3). Dat zien we bijvoorbeeld duidelijk in Efeziërs 1 waar we de hoogste zegeningen vinden die het deel zijn van de gelovige die tot de gemeente behoort. Meerdere keren lezen we daar de uitdrukking “in Christus” om aan te geven hoe die zegeningen het deel van de gelovige zijn geworden.

Het getuigenis van Andréas is niet alleen een persoonlijk getuigenis. Hij zegt: “Wij hebben de Messias gevonden.” Het is een getuigenis dat door anderen wordt gedeeld en daardoor aan kracht toeneemt. Andréas is een echte evangelist. Hij getuigt van Christus en leidt zijn broer tot Hem. De Heer Jezus is het middelpunt rondom Wie mensen vergaderd worden. Petrus wordt niet voor de Heer gewonnen door een wonder of door een indrukwekkende en overtuigende redevoering, maar door een eenvoudig en echt getuigenis van zijn broer.

Als Petrus bij de Heer komt, ziet Deze hem aan. Met Zijn alles doorgrondende ogen doorziet Hij Petrus volkomen. Hij weet wie Petrus is en kent zijn afkomst en zijn toekomst. Hij weet dat hij Simon heet en hoe zijn vader heet. Dan geeft de Heer hem een nieuwe naam. Dat bewijst Zijn gezag over Simon. Namen geven of veranderen kunnen alleen personen die boven anderen staan (vgl. Gn 2:19; Dn 1:7).

De Heer noemt Simon “Kefas”, waar Johannes weer de vertaling bij geeft. Kefas is het Aramese woord voor ‘steen’. Verder zal Johannes hem Petrus noemen, het Griekse woord voor ‘steen’. Deze naam die de Heer hem geeft, duidt op de dienst van Petrus. Petrus zal een steen zijn in het gebouw dat God zal gaan bouwen tot Zijn eigen eer en tot eer van Zijn Zoon. Dat gebouw is de gemeente. In zijn eerste brief spreekt Petrus over de gelovigen als levende stenen die opgebouwd worden tot een geestelijk huis (1Pt 2:4-5).

Copyright information for DutKingComments