John 1:37-39

Zie, het Lam van God

Na het getuigenis over de Heer als het Lam van God dat de zonde van de wereld wegneemt, staat Johannes de volgende dag weer bij de Jordaan. Twee van zijn discipelen staan bij hem. Dan ziet Johannes de Heer Jezus daar wandelen. De Heer komt niet naar hem toe, maar vertoont Zich daar.

Als Johannes Hem ziet, is hij direct vol bewondering voor die Persoon. Hij spreekt het uit: “Zie, het Lam van God.” In Jh 1:29 heeft hij er nog aan toegevoegd wat dit Lam zal doen. Hier is hij vol van het Lam Zelf. Die Persoon heeft zijn hele hart in beslag genomen. Dit getuigenis van Johannes vanuit een hart dat vol is van de Persoon van Christus heeft een gevolg dat we niet zien bij zijn vorige getuigenis.

De twee discipelen die bij Johannes zijn, horen Johannes spreken en raken ook vol van Christus. Door het getuigenis van Johannes zien zij af van hem en worden ze in beslag genomen door de heerlijkheid van de Heer Jezus. Elke dienst voor God is slechts dan goede dienst als de dienaar de hoorders losmaakt van zichzelf als de menselijke dienaar en ze tot Christus voert. Zo’n dienaar is Johannes. Zijn twee discipelen verlaten hem en volgen de Heer.

Het ‘volgen’ veronderstelt dat wij niet in de rust van God zijn. Het Lam volgen doen we op aarde te midden van omstandigheden waar de zonde nog niet is weggenomen (Op 14:4). In de hof van Eden, het paradijs, waar geen zonde was, was het niet nodig te volgen. In de hemel zal er ook geen sprake zijn van volgen. Daar vinden we vreugde en rust op de plaats waar we zijn. Het volgen van het Lam is een activiteit die we alleen kunnen doen zolang we op aarde zijn.

Nederlandse verzen (38-40)

Wat zoekt u?

De Heer merkt dat de twee discipelen Hem volgen. Hij draait Zich om en stelt hun een vraag. Zijn vraag is niet: ‘Wie zoekt u?’, maar: “Wat zoekt u?” Daarmee vraagt Hij naar het motief dat zij hebben om Hem te volgen. Het antwoord is prachtig. Zij willen graag weten waar Hij verblijft. Ze noemen Hem “Rabbi”, een woord waarvan Johannes de evangelist de vertaling geeft: “Meester.” Daarmee nemen zij ten opzichte van Hem de plaats van leerlingen in. Ze willen van Hem, hun Meester, leren.

De Heer antwoordt dat ze maar met Hem mee moeten komen en dat ze dan zullen zien waar Hij verblijft. Hij geeft geen adres, maar een kenmerk (vgl. Lk 22:7-13; Hl 1:7-8). Het is een verblijfplaats waar het om Hem gaat. Daar blijven ze die dag bij Hem. Johannes noteert zelfs het uur van de dag waarop dit plaatsvindt.

Het is opmerkelijk dat Johannes, die toch schrijft over de eeuwige Zoon Die buiten de tijd staat, zoveel oog heeft voor tijdstippen waarop de eeuwige Zoon iets doet. We hebben dat ook al eerder gezien bij de beide keren dat hij spreekt over ‘de volgende dag’ (Jh 1:29; 35). Het benadrukt de aanwezigheid van God de Zoon in de wereld van mensen. Hij neemt deel aan hun omstandigheden, terwijl Hij Persoonlijk de Eeuwige is.

Copyright information for DutKingComments