John 13:4

Voorbereiding voor de voetwassing

Na de inleidende woorden over Zijn heengaan naar de Vader en Zijn liefde voor de Zijnen krijgen we het tafereel van de voetwassing tijdens de Paschamaaltijd. Maar eerst vermeldt Johannes nog wat de duivel heeft weten te bewerken in het hart van Judas. We zien daardoor het grote contrast van het handelen van de Heer met dat van Judas. De Heer handelt door de Geest van liefde voor de Vader en de Zijnen, terwijl Judas zich heeft opengesteld voor de duivel. De Heer Jezus geeft Zichzelf voor anderen; Judas levert de Heer over uit eigen belang.

Als de maaltijd is begonnen, staat de Heer van de maaltijd op om de Zijnen te dienen. Terwijl Hij daartoe opstaat, heeft Hij het volle besef van Zijn verbinding met Zijn Vader. Hij weet dat Hij als de Zoon van de Vader van Hem alle dingen in de handen heeft gekregen, evenals Hij weet dat Hij spoedig in de handen van verdorven mensen zal vallen. Het is dan ook indrukwekkend ons te realiseren dat Hij Die opstaat om dienstwerk aan de discipelen te verrichten, de eeuwige Zoon is Die als Mens alle dingen uit de handen van de Vader ontvangt om die te kunnen delen met hen die deelhebben aan Hem in Zijn dood en opstanding.

Het valt ook op dat er in Jh 13:3 zowel over “de Vader” als over “God” wordt gesproken. Als we de naam ‘Vader’ lezen, staat dat meestal in verbinding met onze voorrechten, met onze zegeningen. Als we de naam ‘God’ lezen, staat dat meestal in verbinding met onze verantwoordelijkheid.

De Heer Jezus weet dat Hij van God is uitgegaan. Dat is gebeurd om God op aarde te dienen. Hij weet ook dat Hij die dienst volkomen tot Gods eer heeft volbracht en daarmee volledig aan Zijn verantwoordelijkheid heeft voldaan. Daarom kan Hij weer tot God terugkeren. Deze verhouding van de Zoon tot Zijn Vader en Zijn God is het uitgangspunt voor de voetwassing. De Zoon wil dat wij met Hem kunnen delen in wat Hij van de Vader heeft gekregen en voor God heeft gedaan. Daarvoor hebben wij de voetwassing nodig.

Gemeenschap met de Zoon in wat de Vader Hem heeft gegeven, kan alleen als we ons bewust zijn dat die Vader ook de heilige God is in Wiens tegenwoordigheid niets kan bestaan wat met zonde te maken heeft. Niemand is zich dat beter bewust dan de Zoon. Hij kent Zijn Vader en God op volmaakte wijze en Hij weet precies hoe Zijn Vader en God Hem waardeert. Daarom kan ook niemand anders dan Hij de reiniging van bezoedelingen op Zich nemen waardoor iemand geschikt is om het deel met Hem te genieten. Daarom staat Hij van de maaltijd op en legt Hij Zijn kleren af. Symbolisch doet Hij afstand van alle heerlijkheid die Zijn God en Vader Hem heeft gegeven.

Dan lezen we dat Hij een doek neemt. Dat doet Hij met de handen waarin de Vader alle dingen heeft gelegd. Hij gebruikt Zijn handen niet om macht uit oefenen, maar om te dienen. Hij gebruikt Zijn handen om de voeten van Zijn discipelen te wassen. Vervolgens omgordt Hij Zich met de doek die Hij genomen heeft. Omgorden wijst op dienen (Lk 12:37; Lk 17:8). Door wat Hij aan Zijn discipelen doet, geeft Hij ons een onvergetelijke les in nederigheid. Het lijkt erop dat Petrus die les heeft begrepen (1Pt 5:5).

Copyright information for DutKingComments