John 18:1

Inleiding

Met dit hoofdstuk begint de lijdensgeschiedenis. Elk evangelie behandelt de lijdensgeschiedenis op zijn eigen bijzondere wijze, maar nergens zien wij te midden van het lijden zozeer de grootheid van de Heer Jezus als in dit evangelie. Te midden van allerlei vormen van lijden, waarbij Hem niets bespaard blijft, schittert de Zoon van de Vader op onovertrefbare wijze.

Na Zijn gesprekken met Zijn discipelen (Johannes 13-16) en Zijn gebed tot de Vader voor hen (Johannes 17), gaat Hij uit. We zien in de eenvoudige woorden “ging Hij uit”, hoe verheven Hij is. We komen deze woorden meerdere keren tegen (Jh 18:1; 4; Jh 19:5; 17). Hij gaat uit om Zich over te geven in de handen van zondaars. Niemand dwingt Hem, maar Hij gaat vrijwillig. Niemand neemt Hem gevangen, maar Hij laat Zich gevangennemen. Hij neemt het initiatief, zoals overal eerder in dit evangelie, maar wel heel in het bijzonder in de komende uren.

Judas komt de Heer gevangennemen

De Heer gaat met Zijn discipelen over de beek Kedron. Hij zal ongetwijfeld hebben gedacht aan David die ook eens die beek over is gegaan. David was toen, ook als een lijdende koning, op de vlucht voor zijn zoon (2Sm 15:23). De Heer Jezus is niet op de vlucht. Hij gaat de weg van de Vader.

Hij komt in een tuin, waarvan we uit de andere evangeliën weten dat dit de tuin van Gethsémané is. We horen hier echter niets over Zijn worsteling in het gebed en het zweten van grote bloeddruppels. Hij is hier de Zoon Die in volkomen overgave tot het einde van Zijn leven op aarde het werk tot verheerlijking van de Vader verricht.

Tegenover die volmaakte toewijding plaatst Johannes een mens die ook in volkomen overgave een werk verricht, maar dan het werk van de duivel. Judas maakt gebruik van zijn kennis van de plaats waarvan hij weet dat de Heer daar vaak met Zijn discipelen samenkomt. Daar is hij ook steeds bij geweest. Hij komt ook daarheen, nu niet om naar Hem te luisteren, maar met het duivelse plan om Hem gevangen te nemen.

Judas neemt een groot aantal mensen mee omdat hij en zijn medestanders de macht van Christus vrezen. De satan wil geen half werk laten verrichten door zijn instrumenten. Ze willen de zaak zo zeker mogelijk stellen. De legerafdeling en de dienaars hebben lantarens en fakkels bij zich om Hem, Die het licht van de wereld is, te zoeken. Ze hebben ook wapens bij zich, alsof het om een groot misdadiger gaat, hoewel Hij nooit iemand een slag heeft toegebracht. Judas kent de Zoon net zomin als degenen die hij aanvoert. Zo blind is de mens!

Copyright information for DutKingComments