John 2:1-11

Een bruiloft op de derde dag

Johannes, de schrijver van dit evangelie, spreekt hier van “de derde dag”. Daarmee kan hij de derde dag na de komst van de Heer in Galiléa bedoelen of ook de derde dag na het gesprek van de Heer met Nathanaël aan het slot van het vorige hoofdstuk. Eerder heeft hij enkele keren gesproken over “de volgende dag” (Jh 1:29; 35; 44). Dat Johannes daar telkens over spreekt, heeft niet slechts een historische betekenis, maar daar bovenuit vooral een profetische betekenis. In deze op elkaar volgende dagen kunnen we een volgorde zien van elkaar opvolgende perioden met elk een bijzonder kenmerk. In elk van die perioden staat de Heer Jezus centraal, maar waarin Hij telkens in een andere betrekking en heerlijkheid wordt gezien.

Aan de eerste keer dat er sprake is van ‘de volgende dag’ (Jh 1:29), gaat een dag vooraf. Die dag kunnen we de eerste dag noemen. Die dag staat in het teken van de prediking van Johannes (Jh 1:19-28). Ook aan die eerste dag gaat iets vooraf en dat is wat in het eerste gedeelte van Johannes 1 staat (Jh 1:1-18). Dat gedeelte vormt een algemene inleiding op het hele evangelie. Het gaat daarin over het Woord dat eeuwig is en dat vlees is geworden en op die manier in de wereld is gekomen, waardoor de eeuwigheid zich met de tijd en het leven op aarde verbindt. Zodra dat het geval is, klinkt het getuigenis van Johannes de doper. Johannes de doper is verbonden aan het Oude Testament, maar zijn komst sluit die periode af (Mt 11:13). Het gaat om Hem Die na hem komt.

Op Hem wijst hij ‘de volgende dag’ (Jh 1:29) als het Lam van God Dat de zonde van de wereld wegneemt en geeft van Hem getuigenis dat Hij de Zoon van God is (Jh 1:29-34). Dat is een op zichzelf staand getuigenis over de Persoon en het werk van Christus, waarvan de resultaten zich tot in alle eeuwigheid uitstrekken.

De daarop ‘volgende dag’ (Jh 1:35) wordt Christus het aantrekkingspunt voor de gelovigen (Jh 1:35-43). Dat kunnen we in verband brengen met de tijd waarin wij leven en waarin de Heer Jezus door de Heilige Geest de gemeente vormt en aan Zichzelf verbindt. Dat mag beleefd worden als gelovigen rondom Hem samenkomen (Mt 18:20).

Op weer een ‘volgende dag’ (Jh 1:44) horen we het getuigenis van Nathanaël. In dit getuigenis belijdt Nathanaël dat de Heer Jezus de Zoon van God en de Koning van Israël is. Zo heeft Nathanaël als Godvrezende Israëliet Hem uit Psalm 2 leren kennen (Ps 2:6-7). Nathanaël is een beeld van het gelovig overblijfsel van Israël dat Hem als Zoon van God en Koning van Israël zal erkennen. Dat zal gebeuren als Hij na de periode van het vergaderen van de gemeente terugkeert naar Zijn volk Israël om voor dat volk de lang beloofde zegen in vervulling te doen gaan.

Vervolgens en ten slotte is er in Johannes 2 sprake van ‘de derde dag’ (Jh 2:1). De derde dag spreekt in de Schrift vaak van de opstanding van de Heer Jezus en daarmee van de invoering van een nieuwe orde van zaken. Hier zien we Christus in het vrederijk, waar Hij zegen en vreugde brengt voor Zijn volk en door hen voor de hele aarde. Vandaar dat Johannes in verbinding met de ‘derde dag’ spreekt over een bruiloft. Het is een illustratie van de ‘grotere dingen’ waarover de Heer in het laatste vers van het vorige hoofdstuk heeft gesproken (Jh 1:52).

Dat het een zegen is waaraan ook het volk Israël deel zal hebben, zien we aan de vermelding dat ook “de moeder van Jezus” daar was. Christus is immers uit Israël geboren (Rm 9:4-5). Naast de algemene zegen voor de hele aarde is er ook een speciale zegen voor Israël. Die zegen kan pas komen als dit volk, dat wil zeggen een gelovig overblijfsel, zich zal hebben bekeerd tot Hem. In verbinding met die bekering wordt ook gesproken over een ‘derde dag’ (Hs 6:1-2).

Gebrek aan wijn

Zoals we in de andere evangeliën zien, wordt de Heer Jezus geregeld ergens uitgenodigd en vaak neemt Hij deze uitnodiging ook aan. Hier is Hij, samen met de discipelen die Hij in het vorige hoofdstuk om Zich heeft vergaderd, op de bruiloft uitgenodigd. We vinden hier een mooie aanwijzing voor alle bruiloften van gelovigen. Een bruiloft is een zaak die door God is ingesteld (Gn 2:24; Mt 19:4-5; Ef 5:30-32) en die pas dan tot zijn volle recht en ontplooiing komt als deze wordt gevierd in aanwezigheid van de Heer Jezus en de gelovigen. Het is een erkenning van Zijn instelling van het huwelijk en een vraag om Zijn zegen daarover.

Het lijkt er trouwens op, dat de Heer hier wel is uitgenodigd, maar dat Hij niet bijzonder is opgevallen. Hij is Een van de andere gasten en dat is een plaats die Hem tekortdoet. Waar Hij is, behoort Hij de eerste plaats te krijgen.

Op een gegeven moment is er gebrek aan wijn. Dat is voor een bruiloft een ramp, want het betekent het einde van de vreugde, waarvan de wijn een beeld is (Ri 9:13; Ps 104:15). De moeder van de Heer Jezus merkt dat op en meldt dat bij haar Zoon. Ze weet dat Hij in die nood kan voorzien.

De Heer wijst Zijn moeder terecht met een antwoord waaruit blijkt dat zij Hem tot een voortijdig handelen wil brengen. Mogelijk speelt ook haar moedergevoel mee, dat redeneert dat dit een mooie gelegenheid is voor haar Zoon om Zich bekend te maken. Hij laat Zich echter niet leiden door natuurlijke genegenheden die overigens goed en gepast zijn. Hij is God Die voor alles volmaakt de juiste tijd van handelen kent.

Op gepaste wijze wijst Hij Zijn moeder terecht. Ze moet wachten op het uur of het moment dat Hij bepaalt. In beeld geeft Hij hiermee aan dat het uur van Zijn verheerlijking nog niet is gekomen. Eerst zal het uur komen waarin Hij Zichzelf zal overgeven om te lijden en te sterven (Jh 7:30; Jh 8:20; Jh 12:27). Pas daarna zal het uur van Zijn verheerlijking komen (Jh 12:23; Jh 13:1; Jh 17:1).

We zien in Zijn terechtwijzing van Maria een duidelijk bewijs hoe misplaatst de Mariaverering is. Ook zij was een feilbaar mens, hoe bevoorrecht ze ook was om de moeder van de Heer Jezus te zijn. Zij had net als ieder ander mens de verlossing nodig die Hij aan het kruis tot stand heeft gebracht.

Maria is door de terechtwijzing van haar Zoon niet in verzet gekomen. Ze heeft die begrepen en als terecht aanvaard. Dat blijkt uit haar woorden tot de dienaren. Haar vertrouwen in Hem is ongeschokt gebleven. Ze weet dat Hij uitkomst zal geven, maar dan op Zijn tijd. Daarom geeft ze de dienaren de aanwijzing alles te doen wat Hij zegt.

Het zijn de laatste woorden die we van Maria in de Bijbel hebben. Op elk woord van de zin “wat Hij u ook zegt, doet dat” kan de nadruk worden gelegd.

1. ‘Wat’ …’ook’ wil zeggen: wat het ook maar mag zijn.

2. ‘Hij’ is de Heer Jezus, de Gebieder, Die spreekt.

3. ‘U’ is ieder die persoonlijk wordt aangesproken.

4. ‘Zegt’ wijst op de woorden die Hij spreekt.

5. ‘Doet’ is het uitvoeren wat Hij zegt.

6. ‘Dat’ moet er gebeuren en niet iets anders; niet handelen naar eigen inzicht.

De Heer verandert water in wijn

Er staan zes stenen watervaten. Die zijn daar neergezet, opdat de gasten zich aan de Joodse regels voor reiniging kunnen houden. De inhoud van de vaten varieert van twee tot drie metréten ofwel tweemaal of driemaal negenendertig liter. De Heer geeft de opdracht de watervaten met water te vullen. Het lijkt erop dat ze leeg zijn.

Dat laat symbolisch zien dat er volgens het Joodse reinigingsgebruik geen reinheid voor God te verwachten is. De uiterlijke reinheid die met de Joodse reinigingsgebruiken wordt nagestreefd, wordt door de Heer in andere evangeliën scherp veroordeeld (Mt 15:1-9; Mk 7:1-16). Mensen die aan een uiterlijk ritueel hangen, maken zichzelf belangrijk. Het ontbreekt hun aan ware vreugde omdat er geen gemeenschap met Christus is. Alleen Hij kan in die holle, doodse rituelen verandering brengen door het water dat Hij geeft en dat Hij verandert in wijn.

Aan het bevel van de Heer wordt gehoor gegeven en de vaten worden tot de rand toe met water gevuld. Het is goed om op een bevel van de Heer met de grootst mogelijke gehoorzaamheid te reageren. Dan is de zegen ook het grootst. We zien ook dat Hij steeds opdrachten geeft die mensen kunnen vervullen en dat Hij vervolgens doet wat mensen niet kunnen. Zo geeft Hij ook mensen het bevel de steen voor het graf van Lazarus weg te nemen, waarna Hij Lazarus tot leven roept (Jh 11:39; 43).

Nadat de vaten met water zijn gevuld, zegt Hij uit de vaten te scheppen en het naar de ceremoniemeester te brengen. Deze man is verantwoordelijk voor de voortgang van het feest. Hij is dan ook met de situatie zeer verlegen en is bij een oplossing het meest gebaat. Ze brengen wat ze uit de watervaten hebben geschept naar de ceremoniemeester. Dan blijkt dat de Heer het water in wijn heeft veranderd. Hij heeft dat gedaan zonder enig speciaal woord of een bijzondere handeling.

Het is een prachtig beeld van de wijze waarop de vreugde het leven van een mens binnenkomt. Eerst moet een mens door het Woord van God – waarvan het water een beeld is (Jh 13:5-11; Jh 15:3; Ef 5:26) – gereinigd worden. Dat gebeurt als hij zichzelf in het licht van Gods Woord als zondaar ziet, zijn zonden belijdt en gelooft in de Heiland Jezus Christus. Het resultaat daarvan is vreugde. Dit zal ook gebeuren met de herschepping van hemel en aarde voor het vrederijk. Als deze door het oordeel is gereinigd, kan er algemene vreugde op aarde komen.

De ceremoniemeester proeft van het water dat de dienaren hem brengen. Hij proeft geen water, maar wijn. Als de dienaren het water uit de watervaten scheppen, is het nog steeds water, maar als de ceremoniemeester het proeft, proeft hij wijn. Christus heeft door Zijn macht een wonder tot stand gebracht dat niemand heeft zien gebeuren, maar waarvan de resultaten worden genoten door hen die ervan proeven.

Na Zijn Goddelijke alwetendheid bij Nathanaël (Jh 1:49) toont de Heer hier Zijn Goddelijke almacht. Iedereen kan van Zijn almacht ‘proeven’, maar alleen zij die ‘doen wat Hij u ook zegt’, zien Wie achter deze daden van almacht staat. De ceremoniemeester weet niet waar de wijn vandaan komt. Hij geniet alleen het resultaat. De dienaren weten wel waar de wijn vandaan komt. Zij hebben immers de vaten met water gevuld en daarna eruit geschept. Maar ze weten niet hoe het water in wijn is veranderd.

De ceremoniemeester vraagt niet aan de dienaren hoe zij aan deze goede wijn komen, maar roept de bruidegom erbij. Hij concludeert zonder verder onderzoek dat de bruidegom verantwoordelijk is voor deze gang van zaken. Hij denkt niet aan een wonder en al helemaal niet aan de Heer Jezus, maar heeft zelf een natuurlijke verklaring. Zo reageren ongelovige mensen op alles wat ze meemaken. Ze zien de schepping, maar de Zoon van God wordt geloochend als de oorsprong.

De handelwijze van de Heer is niet zoals mensen te werk gaan. Mensen willen eerst het goede en als hun mogelijkheden voor het goede zijn uitgeput, gaan ze naar een mindere kwaliteit. Bij Hem is het andersom. Hij bewaart het goede voor later. Voor het geloof is dat een grote bemoediging. De gelovige mag weten dat er bij de Heer overvloed van blijdschap is (Ps 16:11). Christus is Zelf een weg van lijden gegaan, terwijl Hij daarbij zag op de vreugde die Hij aan het einde van die weg zou genieten (Hb 12:2). Ook voor mensen in diepe ellende is het een grote bemoediging. De Heer brengt ieder mens die vanuit de diepte tot Hem roept tot de grootste hoogte.

Het begin van de tekenen

In dit eerste teken wordt de heerlijkheid van de Heer Jezus in genade geopenbaard. In Hem keert de heerlijkheid van God terug Die Zich uit Israël, uit Zijn tempel, heeft moeten terugtrekken vanwege de zonden van Zijn volk (Ez 11:23). Die heerlijkheid is teruggekeerd naar de hemel. Nu is Gods heerlijkheid weer op aarde gekomen in de Persoon van de Zoon.

Dit eerste teken bevat een belangrijke les over de openbaring van Zijn heerlijkheid die we moeten leren om Zijn heerlijkheid werkelijk te kunnen zien en te kunnen genieten. In dit eerste van Zijn tekenen wordt namelijk duidelijk dat er alleen duurzame vreugde (wijn) kan zijn, als deze vreugde is gebaseerd op reiniging (water).

Door dit teken worden de discipelen bevestigd in hun groeiende geloof. Maria verwachtte dat de Heer een wonder zou doen. Wat Hij deed, was ook een wonder, maar toch noemt Johannes het niet zo. Hij wil niet de nadruk leggen op het verrichten van wonderen, maar op de betekenis van deze bijzondere gebeurtenis. Johannes wordt door de Geest geïnspireerd de bijzondere verrichtingen voor te stellen als tekenen die duidelijk maken wat het doel van de komst van de Heer Jezus is. Dat doel is: mensen invoeren in de blijdschap van Zijn koninkrijk en nog hoger, in de blijdschap van de gemeenschap met de Vader en Hemzelf (Jh 15:11; Jh 17:13; 1Jh 1:4).

Johannes heeft na dit eerste teken van het veranderen van water in wijn nog meer tekenen van de Heer in zijn evangelie opgenomen: drie genezingen (Jh 4:53-54; Jh 5:9; Jh 9:6-7), een opwekking uit de doden (Jh 11:42-43), een spijziging (Jh 6:1-15) en een visvangst (Jh 21:6). De Heer heeft er nog wel meer gedaan dan Johannes vermeldt, maar de tekenen die Johannes vermeldt, dienen het speciale doel dat de lezer van zijn evangelie zal geloven dat Jezus de Christus is, de Zoon van God, en dat wie gelooft het leven heeft in Zijn Naam (Jh 20:30-31).

Copyright information for DutKingComments