John 4:15

De Gave van God

In Zijn antwoord vertelt de Heer aan de vrouw over God Die een gave heeft. Hij zegt het op een wijze die in haar een verlangen naar die gave wakker maakt. De Zoon stelt God niet voor als een Eiser, maar als een Gever. Als ze de gave van God zou kennen, dat is het eeuwige leven in Hem Die nu tot haar spreekt, dan zou zij de rollen omkeren. Zij zou Hem om drinken hebben gevraagd en Hij zou haar levend water hebben gegeven. God is de bron van levend water (Jr 2:13; Zc 14:8) en als God de Zoon biedt Hij dat levende water nu aan de mensen aan.

Met dit aanbod wil Hij voorzien in haar geestelijke nood, haar geestelijke dorst. Hij is in staat die dorst te lessen. Daarvoor wijst Hij op Zichzelf als de Vernederde Die tevens de Zoon van de Vader is, maar Die Zich zo diep heeft neergebogen, dat Hij aan een zondige vrouw om water kan vragen. Zo dicht is God in Zijn Zoon, in Hem Die de waarachtige God en het eeuwige leven is, bij de mens gekomen. Met de woorden “Wie Hij is Die tot u zegt” wijst Hij op Zichzelf als de vermoeide en dorstige Mens Die haar om een slok water vraagt en Die tegelijk de eeuwige Zoon van God is. Hij is werkelijk de gave van God aan mensen.

Kan God op een duidelijker manier bekendmaken dat Hij een Gever is? Dat ze daar op dit moment nog geen idee van heeft, verandert niets aan het feit van die geweldige gave van God. Als ze daar enig idee van zou hebben, zou ze van Hem levend water hebben begeerd. Het is de vraag naar het levendmakende Woord van God dat God voorstelt aan de harten van hen die naar dit levende water verlangen. Als wij dat verlangen hebben, wordt het werkzaam in ons hart en brengt het ons in verbinding met de Heer Jezus en alles wat in Hem te vinden is.

De vrouw kan, evenals Nicodémus in het vorige hoofdstuk, ook slechts op het natuurlijke vlak denken. Daardoor beperkt ze de woorden van de Heer tot menselijke hulpmiddelen waarvan ze afhankelijk zou zijn om dat levende water te ontvangen. Ze vraagt Hem waar Hij het levende water dan wel vandaan kan halen. En is Hij soms groter dan dat oude, dat altijd aan de behoeften heeft voldaan, vroeger al aan de behoeften van Jakob en zijn gezin en bezit, en nu ook aan haar behoeften?

Als er geen oog is voor de heerlijkheid van Christus, vormt traditie altijd een hindernis om aan te nemen wat van God komt. Een grote naam en grote gaven en een lange traditie maken blind voor Gods werk in Christus. Daardoor wordt de ware Grote niet in Zijn grootheid erkend.

De Heer is bezig door haar tradities heen te breken. Hij wijst haar eerst op het water van de put. Dat water verkwikt voor een bepaalde tijd, maar daarna is er weer dorst en moet er weer worden gedronken. Water uit een natuurlijke bron lest de dorst wel even, maar niet voor altijd. Zo heeft God het ook verordend voor het schepsel. Dat ligt anders voor wie gegeven is te drinken van de Heilige Geest. Daarover spreekt Christus vervolgens met betrekking tot het water dat Hij aanbiedt. Het water dat Hij geeft, bevrijdt niet alleen van rusteloos zoeken naar vrede, maar geeft veel meer. Dat water is een bron van vreugde die iemand innerlijk krijgt en die hij nooit meer kwijtraakt.

Er is nog meer aan verbonden. Die bron van binnen staat in verbinding met het eeuwige leven. Hiermee doelt de Heer op de gave van de Heilige Geest Die Hij in de gelovige geeft om in hem een frisse bron van Goddelijke vreugde te zijn (Jh 7:39). In Johannes 3 is de gave de eniggeboren Zoon Die God aan de wereld heeft gegeven (Jh 3:16). Hier is de gave de Heilige Geest Die God ons door Zijn Zoon geeft en waardoor we in staat zijn alles te genieten wat ons in de Zoon is gegeven.

Alles wat God ons heeft gegeven, is samen te vatten in: “Het eeuwige leven.” Het eeuwige leven heeft twee aspecten. Het is zowel de Heer Jezus Zelf (1Jh 5:20) als het kennen van de Vader en de Zoon, dat ook het eeuwige leven wordt genoemd (Jh 17:3). Een dergelijke bron te bezitten die het ons mogelijk maakt om van het eeuwige leven te genieten, heeft blijvende voldoening tot gevolg. Waar die bron aanwezig is, zal tot in eeuwigheid geen behoefte meer aan iets anders zijn. Dat zijn de heerlijke dingen die verbonden zijn aan de gave van God.

De vrouw heeft al zoveel van de woorden van de Heer begrepen, dat ze ernaar verlangt te bezitten waarover Hij spreekt. Toch verbindt ze het nog met de natuurlijke bron, waar ze dan niet meer naar toe zal hoeven te gaan om haar natuurlijke dorst te lessen.

Copyright information for DutKingComments