John 4:4

Uit Judéa via Samaria naar Galiléa

Het staat er zo menselijk dat “de Heer” Die de Alwetende is, “vernam”. Het is alsof het Hem wordt meegedeeld of dat Hij het ergens hoort vertellen. Hierin zien we Zijn waarachtig Mens zijn op de voorgrond komen, terwijl Hij toch de eeuwige God is Die alles weet. Dit is het wonder van Zijn Persoon dat wij niet kunnen doorgronden. Hij verneemt dat de farizeeën hebben gehoord dat Hij meer discipelen maakt en doopt dan Johannes. ‘Discipelen maken’ gebeurt door te dopen (Mt 28:19). De farizeeën zijn ook tot de doop van Johannes gekomen. Zij zijn niet door hem gedoopt, maar door hem aan de kaak gesteld (Mt 3:7).

Johannes vormde al een bedreiging voor hun positie, maar nu horen ze dat de Heer nog meer volk trekt. Daardoor voelen ze zich nog meer bedreigd. Hun haat tegenover Hem wordt openbaar omdat zij kwade dingen bedrijven die Hij in het licht stelt. Zij willen Zijn bestraffing niet (Jh 3:20). Om Zich voor dit moment aan hun haat te onttrekken verlaat de Heer Judéa, waar de farizeeën sterk vertegenwoordigd zijn.

Johannes de evangelist vermeldt in een tussenzin nog dat de Heer Zelf niet doopt, maar dat Zijn discipelen dat doen. Zijn discipelen kunnen niet anders dan tot een levende Messias dopen. Hijzelf weet dat Hij eerst moet lijden en sterven als de Zoon des mensen en daarom doopt Hij niet.

Hij verlaat Judéa en gaat weer naar Galiléa. Zijn komst in Galiléa is het moment waarop in de andere evangeliën Zijn openbare dienst begint, waardoor in Galiléa “een groot licht gezien” wordt (Mt 4:12-17). Zijn weg naar Galiléa voert door Samaria. Hij moet daar doorheen gaan. Het is een Goddelijk ‘moeten’, want zo bepaalt Zijn Vader Zijn weg. Als waarachtig Mens heeft Hij die morgen Zijn oor geopend voor de Vader (Js 50:4), waardoor Hij weet dat Hij in Samaria een vermoeide vrouw zal treffen. God wil die ontmoeting gebruiken om daardoor een getuigenis onder de volken te hebben dat Zijn Zoon de Heiland van de wereld is (Jh 4:42).

Copyright information for DutKingComments