John 7:34-36

Waar Ik ben, kunt u niet komen

De woorden van de Heer maken indruk op velen uit de menigte. Wat ze van Hem hebben gezien en wat ze nu van Hem horen, brengt hen ertoe om in Hem te geloven. Het is geen geloof in Wie Hij werkelijk is, maar een geloof dat is gebaseerd op verstandelijke overwegingen. Het komt niet voort uit een overtuigd geweten. De velen uit de menigte die geloven, geloven alleen vanwege de tekenen die Hij heeft gedaan. Ze geloven om wat ze hebben gezien. Dat kunnen we opmaken uit hun uitspraken over Hem die aantonen dat ze een afweging maken. Ze zouden niet weten wat de Christus, wanneer Hij zou komen, nog meer zou doen aan tekenen dan deze Jezus heeft gedaan. Hij is naar hun mening voor het moment de beste keus.

Hoewel de menigte niet vrijuit spreekt, bereikt het gemompel van de menigte ten gunste van de Heer de oren van de overpriesters en farizeeën. Ze vinden het de hoogste tijd worden om in te grijpen en Hem te grijpen. Zij zenden hun dienaars om Hem te grijpen. De Heer Die dit volmaakt weet, laat Zich niet door hun vijandige actie beïnvloeden, maar gaat door met Zijn onderwijs. Zoals overal in dit evangelie en altijd bepalen niet Zijn vijanden de gang van zaken, maar doet Hij dat Zelf.

Hij spreekt in kalmte over de korte tijd die Hij nog bij hen zal zijn en dat Hij daarna naar de Vader zal gaan. Hij rept met geen woord over Zijn verwerping door hen, hoewel ook dat waar is. Hij weet wat mensen met Hem zullen doen, maar Hij ziet op Zijn Vader. Alles is in Zijn hand. Hij zal nog een korte tijd bij hen zijn, want Hij zal het rijk nog niet oprichten, maar verworpen worden.

Als Hij naar de Vader is gegaan, zal het ongeloof Hem zoeken, maar niet vinden. Wat weet de wereld van de hemel en de Vader? De Heer vermeldt nog nadrukkelijk dat zij daar niet kunnen komen. Hij weet dat ze dat niet eens willen. Er is niets zo afschuwelijk voor een weerspannige, verharde zondaar dan in het licht te komen, in de tegenwoordigheid van God.

Als de Heer hier zegt: “Waar Ik ben kunt u niet komen”, is dat tevens weer zo’n krachtig bewijs tegen de dwaalleer van de alverzoening. Het is onmogelijk dat het ongeloof kan komen waar de Heer Jezus is. De Heer spreekt ook niet over ‘een tijdje niet komen waar Hij is’, alsof dat later dan wel zou gebeuren. Een ongelovige zal nooit op enig moment in de eeuwigheid komen waar de Zoon is. Om bij Hem te kunnen komen is een nieuwe geboorte nodig en die nieuwe geboorte kan alleen tijdens het leven op aarde door bekering worden verkregen. Het is ook alleen op aarde mogelijk om vergeving van zonden te krijgen en niet later op enig tijdstip in het dodenrijk (Mt 9:6).

Met dit woord kunnen de Joden niet uit de voeten. Hij heeft erover gesproken dat Hij van God is gekomen en dat Hij daarheen terugkeert. Zoals altijd kijkt ook hier het ongeloof niet verder dan de horizon. Ze kunnen uit Zijn woorden alleen maar opmaken dat Hij uit het land zal verdwijnen om buiten Israël naar de Joden in de verstrooiing te gaan. Zij kunnen de verstrooiden niet vinden en zo zal Hij dan ook wel onvindbaar worden, zo menen zij. Hun eigen suggestie bevredigt hen niet. Ze blijven met de vraag zitten wat de bedoeling is van Zijn woorden. De Heer gaat er niet verder op in omdat ze niet openstaan voor Zijn onderwijs over de Vader.

Copyright information for DutKingComments