Jonah 2:10

Terug bij af

De belijdenis dat de redding van de HEERE is, is het moment waarop de vis hem op het droge uitspuwt. Het is ermee als met de man over wie het in Romeinen 7 gaat. Die leeft ook tussen hoop en vrees. Hij verlangt ernaar om naar Gods geboden te leven en het lukt maar niet. Steeds gericht op zichzelf, zoekend naar kracht in zichzelf, wordt hij steeds wanhopiger. Zijn totale wanhoop komt tot uiting in de woorden: “Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit dit lichaam van de dood?” (Rm 7:24).

Die woorden luiden de oplossing, de redding, in. Hij heeft gezegd “wie” zal mij verlossen. Dat betekent dat hij het niet langer van zichzelf verwacht, maar van iemand anders. Die Iemand is Jezus Christus, zoals het volgende vers zegt: “God zij echter dank door Jezus Christus onze Heer” (Rm 7:25). Die belijdenis brengt de man om zo te zeggen vanuit het moeras, waarin hij steeds verder wegzonk, op het droge. Dat droge wordt in Romeinen 8 als volgt omschreven: “Zo is er dan geen veroordeling voor hen die in Christus Jezus zijn” (Rm 8:1).

Nu de ongehoorzame dienaar tot volle overgave is gekomen, wordt hij uit zijn benauwde positie bevrijd. Zodra de HEERE de vis de opdracht daartoe geeft, spuwt deze Jona uit. Er hoeft geen herhaald bevel te komen. Redeloze dieren voeren een opdracht vlugger uit dan redelijk denkende mensen.

We weten niet waar Jona op het droge is gezet. Maar het kan best in de buurt van Jafo zijn geweest. Vanaf daar was hij de verkeerde weg ingeslagen. Het past ook bij de wijze waarop God handelt als Hij iemand herstelt. Iemand die is afgeweken, moet eerst terug naar het punt waar de afwijking is begonnen. Vaak is het punt van afwijking het toelaten van een bepaalde zonde in het gedachteleven zonder die te veroordelen. Na de gedachte volgt dan vaak de daad. Dan moet niet alleen de daad worden veroordeeld, maar ook de gedachte. Wat iemand in zijn denken toelaat, is in het algemeen bepalend voor zijn gedrag.

Copyright information for DutKingComments