Jonah 2:5-6

Doodsnood

Jona erkent dat zijn weg van ongehoorzaamheid hem tot de poorten van de dood had gebracht. Hij wanhoopte aan het leven. Dit is het onvermijdelijke gevolg van de wil van de mens die zich van God verwijdert. De Godvrezende uit zich op die wijze ook in Psalmen (Ps 18:5; Ps 69:3).

Ook deze ervaring zal het gelovig overblijfsel opdoen als het zich in de grote verdrukking bevindt. Zij lijden onder de rampen die komen over de ongelovige massa van het volk vanwege hun zonden. Zij maken deel uit van het volk, maar zijn boetvaardig en erkennen hun schuld. Daarom zal de HEERE hen uit hun ellende bevrijden.

Het keerpunt

Na zijn doodsnood leek het met Jona afgelopen te zijn. Zo ervoer hij het tenminste. Hij kon niet dieper zinken en op het dieptepunt werd de deur achter hem gesloten. Er was geen weg terug meer en dit leek zijn definitieve lot te zijn.

Dat zou ook zo zijn geweest, als God niet tussenbeide was gekomen (vgl. 1Sm 2:6; Ps 30:4). Toen alle hoop op redding verloren leek, deed Hij in Jona de gedachtenis herleven aan Hem voor Wie geen situatie uitzichtloos is. In het hart van Jona leefde zijn geloof in de reddende God op. Hij erkende in God de bron van het leven, Die hem het leven teruggeeft.

Copyright information for DutKingComments