Jonah 3:8

Roepen tot God

Volgens Jn 3:5 hebben allen zich al met rouwgewaden bekleed. Hun uiterlijk geeft hun innerlijke verandering weer. Ook de dieren moeten bekleed worden met een rouwgewaad. Zij delen in de rouw van de mensen. Denk aan de paarden voor een lijkkoets die met zwarte kleden bedekt zijn.

Er is wel verondersteld dat het roepen van de dieren niet in de bijbeltekst thuishoort, daar dieren niet tot God kunnen roepen, noch zich kunnen bekeren. Van bekering is bij dieren natuurlijk geen sprake, maar dieren kunnen wel tot God roepen en God hoort hen ook. Dit zullen ze te meer doen als ze geen eten en drinken krijgen (Jb 39:3; Ps 104:21).

Het diepe besef van het dreigende onheil en de rechtvaardigheid daarvan blijkt uit de oproep om ‘met kracht’ tot God te roepen. Een algemeen, gedachteloos uitgesproken gebed heeft geen effect. Het is ook niet de uiting van iemand die overtuigd is van de noodtoestand waarin hij zich bevindt.

Wie wel van die noodtoestand overtuigd is, zal alles op alles zetten om een omkeer in zijn lot te brengen. Het handelen van God dat wordt opgemerkt om dit te bewerken, zal tot gevolg hebben dat God voortdurend wordt bestookt met gebeden. De Heer Jezus nodigt Zelf uit tot een dergelijk volhardend, ononderbroken bidden in de gelijkenis van een weduwe die volhardend een beroep doet op een onrechtvaardige rechter (Lk 18:1-8). Hij spreekt die gelijkenis uit naar aanleiding van de noodsituatie die Hij in de verzen ervoor heeft geschilderd (Lk 17:20-37).

Van bekering is pas sprake als iemand eerlijk tegen God zegt, bijvoorbeeld: ‘Ik heb gelogen.’ Dit heet de zonden belijden. Uit overtuiging stemt zo iemand ermee in dat hij inderdaad niet te vertrouwen is. Het is de erkenning dat het vanbinnen, in het hart, niet deugt. Ook is er de erkenning dat die zonde de straf van God verdient, dat het rechtvaardig is, als God de mens voor zijn zonden in de hel werpt. Bekering is dan ook geen oppervlakkige zaak, maar een diepgaand werk.

Het gaat niet om het gevoel, maar om het geweten. Dat moet in het licht van God komen. We zouden kunnen zeggen, dat bekering is dat we naar God toe gaan, om bij Hem onszelf te veroordelen. Het houdt ook in, voor Hem belijden dat er tot nu toe geen gehoorzaamheid aan Hem was en dat het leven als gevolg daarvan door en door fout was. Tevens zal er berouw over zijn dat er tot nu toe zo is geleefd en dat men daar afstand van neemt.

Deze aspecten van bekering zien we bij de inwoners van Ninevé. We zien de bekering naar God toe in het met kracht tot God roepen. We zien ook de oproep dat ieder zich afkeert van zijn slechte weg en het onrecht dat aan zijn handen kleeft, dat is het afstand nemen van de vroegere wandel en handel, “weg” en “handen”. Bij ”geweld” kan worden gedacht aan de vele afpersingen waaraan de inwoners van Ninevé zich blijkbaar schuldig hebben gemaakt.

Copyright information for DutKingComments