Jonah 4:2

Het tweede gebed van Jona

Dit gebed van Jona is heel anders dan wat hij in de vis bad. Dit keer is het een aanklacht. Het is geen gebed in overeenstemming met God, het is een verkeerd gebed (vgl. Jk 4:3). Hij klaagt God aan over Zijn Wezen en Zijn handelen. Hierin schuilt de hoogmoed van Jona. Hij vindt dat hij de wereld beter zou kunnen regeren dan God. Hij vertelt aan God wat hem al die tijd over God heeft beziggehouden en dat dit de reden van zijn vlucht is geweest. Hij lijkt het aan God voor te houden op een manier dat hij Hem iets vertelt wat Hij niet wist.

Jona maakt zichzelf hier openbaar. Hij, en dat geldt voor de mens in het algemeen, kan de genade die God aan anderen bewijst, niet verdragen zolang hij zichzelf nog belangrijk vindt. De mens die vervuld is van eigen belangrijkheid, is onbarmhartig en wreed. Hij misgunt niet alleen anderen de genade, maar gunt ze dat ze omkomen.

Jona doet hier denken aan de oudste zoon in Lukas 15. Hij is van die zoon de geestelijke tweelingbroer (Lk 15:28-30). Jona verwijt God dat Hij is zoals Hij werkelijk is en dat Hij niet beantwoordt aan hoe Jona vindt dat Hij moet zijn. De karaktertrek die Jona hier laat zien, komt vaker voor onder godsdienstige mensen dan we soms vermoeden. Het verklaart hoe het komt dat zij die zich beroemen op hun trouw aan de Schrift, leerstellingen handhaven die in duidelijke tegenspraak zijn met wat God van Zichzelf heeft geopenbaard. Een voorbeeld hiervan is sektarisme.

Jona verschilt met de slaaf over wie de Heer Jezus in een gelijkenis spreekt, die zijn heer een harde meester vond en daarom niet aan het werk is gegaan (Mt 25:24). Maar er is ook een overeenkomst en die is dat in beide gevallen de Heer verwijten worden gemaakt omdat Hij niet beantwoordt aan de natuurlijke smaak van Zijn dienaar.

Copyright information for DutKingComments