Joshua 1:5

Bemoediging en vermaning

God heeft beloofd Zijn volk het land te geven. Dat neemt echter niet weg dat iedere Israëliet zich ervoor moet inzetten om het land te veroveren. God wil dat Zijn volk zich ervoor inspant, terwijl Hij aan het volk de kracht geeft voor de strijd. God neemt het land in bezit door Zijn volk het te laten veroveren.

Als wij onze zegeningen in bezit willen nemen, zullen we tegenstand ontmoeten. Op het terrein waar onze zegeningen zich bevinden, bevinden zich ook vijanden die willen verhinderen dat wij onze zegeningen in bezit nemen. Overal, waar we onze voet op willen zetten, zal een vijand opduiken. Daarom klinkt de bemoediging dat de Heer Zelf met ons is (Dt 31:8).

Hoewel Jozua een moedig man is, wordt hij toch bemoedigd. Hij heeft met een machtige vijand te maken die niet moet worden onderschat. De bemoediging komt tot ons, niet tot de Heer Jezus of de Geest, maar tot ons in wie de Geest woont. Hij is met Zijn Geest bij ons op aarde en Hij is onze Hogepriester in de hemel.

Hij zal ons niet “loslaten”. Dat wil zeggen dat Hij niet zal falen en ons daarom nooit zal teleurstellen. Hij zal ons niet “verlaten”. Dat wil zeggen dat Hij ons er nooit alleen voor zal laten staan. Deze belofte is van algemene toepassing op de gelovigen met het oog op de dagelijkse wandel en wat daarvoor nodig is: “Want Hijzelf heeft gezegd: ‘Ik zal u geenszins begeven en u geenszins verlaten’” (Hb 13:5b).

Hij geeft nog een middel tot overwinning op de vijand en dat is het Woord van God, voorgesteld in de wet. We moeten het Woord naspeuren om onze zegeningen te leren kennen, maar hier gaat het erom dat we het Woord gehoorzamen. Als we dat niet doen, is er geen kracht om de vijand te bestrijden. Er mag in onze wapenrusting geen opening zijn waar de vijand zijn pijl op kan richten. We moeten het Woord overdenken, niet om daarmee in de eerste plaats anderen te dienen, maar om voor onszelf te weten hoe de Heer wil dat we leven.

Jozua heeft een verantwoordelijke taak. Hij is de leider van een groot volk. Hij kan dat volk alleen goed besturen als hij zichzelf ook goed laat besturen door het gezag dat weer boven hem staat. Daarom moet hij luisteren naar Gods Woord. Dan zullen de orders en rechtspraak uit zijn mond het volk op de juiste weg leiden.

”Niet wijken uit uw mond” wil zeggen dat we Gods Woord tot onze woorden maken en we niet onze eigen gedachten willen verwoorden (Js 8:20). Dit kan alleen als we vreugde vinden in het Woord en dat “dag en nacht” overdenken (Jz 1:8; Ps 1:2). Dan zal “het Woord van Christus rijkelijk” in ons wonen (Ko 3:16a). Overdenken is niet een hoofdstuk of een vers lezen in onze stille tijd en dat dan als een soort mascotte de hele dag met ons meedragen. Het is een volledig beslag van het Woord op ons hele leven, zodat al onze activiteiten erdoor worden bestuurd. Dan zullen we voorspoedig zijn en ons doel bereiken.

Als we Gods Woord overdenken, horen we dat God gebiedt dat we sterk en moedig zullen zijn. We hebben geen reden om bang te zijn als de almachtige God bij ons is. God heeft Zijn toezegging gedaan ons het land te geven. Dan is het een belediging voor Hem als we daaraan gaan twijfelen.

Copyright information for DutKingComments