Joshua 10:21

Jozua doodt de vijf koningen

In de strijd hebben we niet altijd tijd om te overleggen. Daarom moeten we altijd luisteren naar de Heer Jezus. De koningen die ontvlucht zijn, worden eerst opgesloten, dan wordt de strijd voortgezet en later wordt er met de koningen gehandeld. Voor elke handeling krijgt het volk aanwijzingen van Jozua.

Omdat de zon blijft schijnen, ontvluchten de koningen het licht en zoeken de duisternis van een spelonk om zich te verbergen (Jh 3:20; vgl. Op 6:15-17). Hun zelfgezochte veiligheid wordt eerst hun gevangenis en daarna hun graf. Eerst worden ze daar opgesloten, bewaard voor het moment van het oordeel (vgl. 2Pt 2:4; Jd 1:6). Als de tijd daarvoor is aangebroken, worden ze bij name uit de duisternis geroepen (Jz 10:23), in het licht gebracht en gedood (Jz 10:26).

De koningen zijn aan de hagelstenen ontkomen, zoals vroeger de farao en zijn ruiters aan de plagen over Egypte. Maar het ontkomen aan het oordeel is slechts tijdelijk en met een doel. God heeft de farao en zijn ruiters laten ontkomen, om, zoals Hij tegen de farao zegt, “Mijn kracht [aan] u te tonen, zodat Mijn Naam bekendgemaakt zal worden op heel de aarde” (Ex 9:16). Zo is dat ook met deze koningen. Het uiteindelijke oordeel wordt er des te duidelijker door en houdt ook een boodschap, een bemoediging, voor het volk in.

Verder weten enigen te ontkomen (Jz 10:20). Ook dat past in Gods plan. Er blijven altijd vijanden over. Dat bepaalt ons erbij dat we altijd waakzaam moeten blijven.

Het volk keert ongedeerd naar het kamp terug. Het feit dat niemand zijn tong tegen hen heeft durven roeren (Jz 10:21), duidt erop dat geen enkele Israëliet tijdens de strijd of tijdens de vervolging ook maar een ogenblik in benauwdheid is geweest (vgl. Ex 11:7). Ook is hun handelen geheel in overeenstemming met Gods wil geweest, zodat niemand een klacht over een verkeerde behandeling kon bedenken en uiten.

De koningen moeten vernederd worden. Dat kan overmoedig lijken, en het gevaar om overmoedig te raken is daarbij aanwezig. We zijn nooit zo zwak dan juist wanneer we een grote overwinning hebben behaald. Maar hier is het een bemoediging voor het volk. Elke vijand zal voor het volk neervallen. Haman, de Jodenhater, is hiervan een voorbeeld: “Als Mordechai, voor wie u begonnen bent te vallen, uit het geslacht van de Joden is, zult u tegen hem niets kunnen [uitrichten], integendeel, u zult zeker voor hem ten val komen” (Es 6:13b).

Het volk ziet de grote, indrukwekkende vijanden. Jozua geeft de aanvoerders opdracht hun voet op de nek van de koningen te zetten. Het zetten van de voet op de nek is een bewijs van de volkomen overwinning en voor de overwonnene een bewijs van volkomen vernedering (1Kn 5:3; Ps 110:1). Zo treden zij naar het woord van Mozes in geestelijke zin op de hoogten – de hoogten zien we hier in deze grote mannen – van hun vijanden (Dt 33:29).

Op dezelfde wijze worden wij bemoedigd met de volgende toezegging: “De God nu van de vrede zal de satan spoedig onder uw voeten verpletteren” (Rm 16:20a). Dat is geen grootspraak van Paulus, maar de taal van het geloof. Zo zullen alle vijanden voor de Heer Jezus als een voetbank voor Hem zijn (1Ko 15:25; Hb 1:13).

Jozua maakt door zijn opdracht (Jz 10:24) duidelijk dat er in de gevreesde koningen geen enkele kracht meer is. Zij moeten dat wel in het geloof aanvaarden. Er is geen reden meer voor vrees (Jz 10:25). Jozua doodt de koningen. Zo is ook de eindzege voor de Heer Jezus. Hij doodt Zijn vijanden. Hem is “macht gegeven oordeel uit te oefenen, omdat Hij [de] Mensenzoon is” (Jh 5:27). Wij, de gemeente, worden erbij betrokken. We zullen de wereld en zelfs engelen oordelen, dat wil zeggen erover regeren, ze besturen (1Ko 6:2-3).

Copyright information for DutKingComments