Joshua 4:20

Twaalf stenen opgericht in Gilgal

Twaalf mannen hebben ieder een steen uit de Jordaan mee naar de oever genomen. Deze stenen worden in Gilgal opgericht tot een gedenkteken voor het nageslacht. Twaalf andere stenen zijn al door Jozua midden in de Jordaan opgericht, ook tot een gedenkteken. Het zijn twaalf stenen om daarmee het hele volk van God voor te stellen. De stenen in de Jordaan staan op de plaats waar de ark heeft gestaan. Daar, in de Jordaan, vindt als het ware eenmaking plaats van het volk met de ark op de plaats van het oordeel.

Zo is het ook voor ons. De gelovige is geoordeeld in Christus, bij Zijn gaan in de dood. Maar de ark is ook weer uit de Jordaan omhooggekomen. De twaalf stenen aan de oever van de Jordaan herinneren de gelovige eraan dat hij met Christus is gestorven én opgestaan. Beide aspecten – Zijn dood en Zijn opstanding – vinden we in de brief aan de Kolossenzen. Over Zijn dood en onze vereenzelviging daarmee lezen we: “In Hem bent u ook besneden met een besnijdenis, niet met handen verricht, in het uittrekken van het lichaam van het vlees, in de besnijdenis van Christus” (Ko 2:11). Over Zijn opstanding en onze vereenzelviging daarmee lezen we: “Met Hem begraven in de doop. In Hem bent u ook mee opgewekt door het geloof in de werking van God, Die Hem uit [de] doden heeft opgewekt” (Ko 2:12).

De kinderen zullen ons naar ons leven in het land vragen, naar het genieten van de hemelse zegeningen. Met nadruk wordt tegen de vaders gezegd dat zij hun kinderen zullen vertellen, hoe de HEERE te werk is gegaan om hun het land te geven. Toekomstige geslachten moeten het vertellen alsof ze er zelf bij geweest zijn en het hen persoonlijk betreft.

Zo is het ook met het hele werk van de Heer Jezus. Het is ver vóór onze tijd gebeurd, maar toch kunnen we erover vertellen alsof we erbij zijn geweest. De relatie met de Rode Zee wordt gelegd, want alles wat we bezitten in Christus is ook het gevolg van het wegdoen van onze zonden. Daarom wordt er in de brief die over onze geestelijke zegeningen gaat, ook gesproken over de vergeving van onze zonden: “In Wie wij de verlossing hebben door Zijn bloed, de vergeving van de overtredingen” (Ef 1:7).

We zien ook een volgorde in het uitleggen van de betekenis van het teken. Eerst wordt als verklaring van het teken gegeven dat het herinnert aan het tegenhouden van het oordeel (Jz 4:7). Hier is het een getuigenis dat we in het land ingetrokken zijn als gevolg van de dood van de Heer Jezus (Jz 4:22-24).

Deze waarheden horen thuis in het christelijk gezin. Vaders moeten in staat zijn uit te leggen wat de dood van de Heer Jezus te maken heeft met het wonen in het land. Dat moeten ze niet overlaten aan leraren in de gemeente of aan de broeder die bijbelles geeft. Deze overlevering moet doorgaan. Kinderen moeten het van hun vaders horen. Wel moet ieder kind het toetsen aan de Schrift, dat is zijn verantwoordelijkheid.

Copyright information for DutKingComments