Judges 1:13-15

Othniël

Er is nog een belangrijk aspect verbonden aan de houding en het optreden van Kaleb en dat is dat hij anderen aanzet tot eenzelfde gedrag. Door zijn voorbeeld maakt hij dat in anderen wakker. Zo werkt dat nog steeds. De trouw van de enkeling wekt anderen op om ook zo te handelen. De naam Kaleb betekent onder andere ‘van ganser harte’. Het komt altijd aan op een ongedeeld hart. Wie met zijn hele hart God dient en vertrouwt, behaalt geloofsoverwinningen. De vonk van dit geloofsenthousiasme springt vervolgens over op anderen, zoals hier bij “Othniël”.

De naam Othniël betekent ‘leeuw van God’ of ‘mijn kracht is God’. In hem zien we een voorbeeld van de heldhaftigheid van het geloof. De oorzaak daarvan ligt niet in zijn eigen kracht maar in de kracht van God. Daarop steunt hij. Wat Kaleb voorstelt, vindt bij hem aansluiting door het voorbeeld dat hij in Kaleb heeft gezien.

Een extra aansporing is de beloning die Kaleb in het vooruitzicht stelt. Hij belooft dat wie Kirjath-Sefer inneemt, “zijn dochter Achsa, tot vrouw” krijgt. Dat is bij Othniël niet tegen dovemans oren gezegd.

Achsa

Achsa zal zeker een aantrekkelijke vrouw zijn geweest. Toch zal Othniël haar niet in de eerste plaats om haar uiterlijke schoonheid hebben gewaardeerd. Wat voor soort vrouw zij is, blijkt uit haar naam en haar instelling, haar gedrag. Haar naam betekent ‘enkelsieraad’. Dat geeft aan dat haar wandel, haar manier van leven, tot eer van God is. Zij lijkt op de vrouw die in 1 Petrus 3 genoemd wordt (1Pt 3:1-6). Daar wordt enkele keren over versiering gesproken. Zij is iemand die wat God heeft gezegd, in haar wandel waarmaakt.

In het Nieuwe Testament staat van de slaven dat zij “de leer van God, onze Heiland, in alles versieren” (Tt 2:9-10). Om ‘de leer van God’, dat is het onderwijs dat God geeft door Zijn Woord, te kunnen versieren, moeten we die leer ook kennen. Achsa heeft belangstelling voor wat God heeft gezegd en beloofd. Dat bepaalt haar houding en gedrag. Iedere christenvrouw mag aan haar een voorbeeld neemt.

Dat geldt ook voor iedere christenman. Hij mag zijn winst doen met wat zij uitstraalt. Niet alleen de christenvrouw, ook de christenman is verantwoordelijk ‘de leer van God’ met zijn leven te versieren. Door onze manier van leven versieren of ontsieren wij ‘de leer van God’. Het gaat erom dat wij in praktijk brengen wat wij uit Gods Woord hebben geleerd.

Kaleb, Othniël en Achsa behoren alle drie tot de stam Juda, dat wil zeggen dat zij alle drie horen tot de stam waarvan de naam ‘Godlover’ of ‘lofprijzing’ betekent. Een wandel in geloof en vertrouwen vloeit voort uit het prijzen van God. Wie God dankbaar is voor Zijn grote goedheid, zal door zijn leven laten zien dat die dankbaarheid echt is. Zijn leven zal als het ware één grote lofprijzing aan God worden. Hij zal zijn leven steeds meer in overeenstemming met het Woord van God brengen. Dat is het onvermijdelijke gevolg in het leven van iemand van wie het hart uitgaat naar God en naar wat Hij heeft gezegd.

Achsa vraagt om en krijgt waterbronnen

Achsa is een prachtvrouw, niet alleen door haar uiterlijke schoonheid. Dat komt niet alleen in de betekenis van haar naam tot uiting. Wat haar ook zo aantrekkelijk maakt, is haar instelling, haar gedrag. Daaruit blijkt haar eigenlijke, innerlijke schoonheid. Juist door haar instelling is zij een geweldige aanvulling voor Othniël.

Achsa bezit iets van de geest van haar vader. Zij is niet tevreden met zomaar het bezit van een eigendom. Ze wil dat het een vruchtbaar eigendom is. Het Zuiderland (Ri 1:9) is een land van zonneschijn en warmte, van vruchtbaarheid en schoonheid, maar zij wil er iets bij hebben wat haar in staat stelt ten volle van dat stuk land te genieten en dat zijn waterbronnen. Kaleb geeft waar ze om vraagt. Hij geeft haar hoog- en laaggelegen waterbronnen.

Ook wij kunnen weten dat we ‘een stuk land bezitten’. Bij ons staat dat in verbinding met geestelijke zegeningen in de hemelse gewesten. Ervan genieten is echter iets anders dan alleen het bezit. Een voorbeeld vinden we in het leven van de apostel Paulus. Hij spreekt over de ‘hooggelegen bronnen’ als hij het heeft over ‘overvloed’. Zo heeft hij het in de brief aan de Romeinen over “de gave in genade die door de ene Mens Jezus Christus is, overvloedig geweest over de velen” (Rm 5:15; 20). Ook heeft hij het in die brief over “opdat u overvloedig bent in de hoop” (Rm 15:13). In zijn tweede brief aan de Korinthiërs schrijft hij dat “door Christus ook onze vertroosting overvloedig” is (2Ko 1:5), en even verderop zegt hij: “Ik vloei over van blijdschap” (2Ko 7:4).

Genade, hoop, vertroosting, blijdschap, het is allemaal te vinden in Christus in de hemel. Uit deze bronnen kan de gelovige altijd putten, zelfs als het hem in zijn leven op aarde niet voor de wind gaat. Dan weet hij dat er in Christus, de hooggelegen Bron, verkwikking te vinden is die door geen tegenspoed kan worden aangetast.

Er zijn ook de laaggelegen bronnen. Daarover spreekt Paulus als hij het heeft over ‘gebrek lijden’ (Fp 4:12), over de tijden van beproeving. Een voorbeeld daarvan zien we ook in de tweede brief aan de Korinthiërs als hij zegt: “Want in mijn gebrek voorzagen de broeders die van Macedonië kwamen” (2Ko 11:9). Het is een verkwikking als er broeders zijn die ons helpen in onze nood. Dat is een verkwikking uit een lagergelegen bron dan de verkwikking die we van de Heer Zelf ontvangen. Toch is het resultaat van de verkwikking hetzelfde. We ervaren de zegen van het land bij het drinken uit beide bronnen.

De verkwikking die wij ontvangen zowel uit de hooggelegen als uit de laaggelegen bronnen, maakt de Heer Jezus groter. God wordt verheerlijkt als wij grote en goede dingen van Hem vragen. We moeten Hem niet verkleinen tot de beperktheid van onze gedachten. Hij heeft Zijn volk in een goed land gebracht en het is Zijn verlangen het daar te zegenen. God heeft ook ons gebracht in een goed land en Hij wil niets liever dan ons daar zegenen.

Helaas zien we dat ook in onze tijd slechts weinig gelovigen de belangstelling en inzet voor de zegen tonen die we in Achsa voorgesteld zien. Daar komt nog een toepassing bij. Achsa is de vrouw van Othniël, die in onze tijd een opziener in de gemeente voorstelt, iemand die het volk van God leidt. Opzieners zijn mensen die pas goed functioneren als zij een vrouw van het kaliber van Achsa aan hun zijde hebben. Zij is iemand die aanspoort tot geestelijke activiteit.

Copyright information for DutKingComments