Judges 10:17-18

De roep om een bevrijder

Het lijkt erop dat de vijand actief wordt nu Israël belijdenis van het verkeerde heeft gedaan en de echtheid ervan heeft getoond door de afgoden weg te doen. Als het volk van God ernst maakt met het dienen van God, zal de vijand niet lijdelijk toezien. Hij maakt zich op om te gaan strijden. De Israëlieten doen dan twee dingen. Ten eerste gaan ze naar Mizpa en verzamelen zich daar. Mizpa betekent ‘wachttoren’. Ze zijn wakker geworden en letten nu goed op wat de vijand van plan is. Dat brengt hen, ten tweede, tot de vraag wie de leider van Gilead zal zijn.

Helaas blijkt uit deze vraag dat de voorgaande afwijkingen het gevoel van saamhorigheid onder het volk hebben verminderd. Ze vragen naar iemand die alleen hoofd zal zijn over Gilead. Het bewustzijn van de eenheid van Gods volk is blijkbaar verdwenen. Een ander ding dat kenmerkend is voor deze neerwaartse spiraal, is dat er niet aan God wordt gevraagd wie Hij als bevrijder wil geven. Deze geestelijke neergang vindt zijn dieptepunt in de geschiedenis van Simson, waar het volk helemaal niet meer vraagt om een bevrijder, maar er zelfs toe komt, om de door God gegeven bevrijder aan de vijand uit te leveren (Ri 15:11-13).

Aan de vraag om een leider zijn twee belangrijke gedachten te koppelen. De ene is dat deze vraag betekent dat wij mensen willen die ons voorgaan in de strijd. Het is ook mogelijk bij deze vraag aan iets anders te denken, namelijk de vraag om een beginsel, een opvatting, een zienswijze, gegrond op een waarheid van de Schrift, waarvan wij overtuigd zijn dat we daardoor de overwinning zullen behalen. We zullen in Jefta een man zien die ons zo’n beginsel voorstelt, namelijk een bepaalde manier van denken en omgaan met de Schrift, met de vijand en met elkaar.

Copyright information for DutKingComments