Judges 11:37-39

Hoe heeft Jefta zijn gelofte voltrokken?

Over de vraag of Jefta zijn dochter letterlijk heeft geofferd, hebben vele bijbeluitleggers zich het hoofd gebroken. De Herziene Statenvertaling die we hier voor ons hebben, geeft in Ri 11:40 aan dat zij is blijven leven, want er kan jaarlijks met haar gepraat worden. Er zijn echter ook andere vertalingen die in dit vers spreken over het ‘bezingen van de dochter van Jefta’. Dan is de gedachte meer een jaarlijkse herinnering aan haar vroegtijdige dood.

Een kleine bloemlezing van wat gewaardeerde bijbeluitleggers hierover naar voren hebben gebracht, laat zien dat het moeilijk is om een eenduidig antwoord op deze vraag te geven.

Henri Rossier: Zij zou haar hele leven als een afgezonderde moeten doorbrengen en geen man zou met haar gemeenschap hebben, zodat zij altijd kinderloos zou blijven. In die zin zou zij als een dode voortleven.

William Kelly: Hij offerde zijn dochter, naar zijn vastbesloten onbuigzame geest. De heilige wijsheid van de Schrift vermijdt de details over een feit, dat zó in contrast staat met de gedachten van God.

Frederick William Grant: Met betrekking tot Jefta’s gelofte: er schijnt overhaasting en falen mee verbonden te zijn, maar zeker niet het mensenoffer dat velen hebben verondersteld. De meeste jongste commentators stemmen erin overeen en geloven dat zijn dochter eenvoudig aan God werd gewijd om een ongehuwd leven te leiden zoals de Ri 11:37-39 duidelijk tonen.

Martin Luther: Sommigen houden vol dat zij niet geofferd werd, maar de tekst is te duidelijk om die uitleg toe te staan.

Kurtz, in Sacred History: Bewijzen voor een letterlijk offeren worden gevonden in de wanhoop van de vader, de grootmoedige berusting van de dochter, het jaarlijks gedenken en treuren van de dochters van Israël en in het verhaal van de schrijver zelf, die niet in staat is om duidelijk en helder het vreselijke toneel te beschrijven dat hij beziet met tegelijkertijd zowel bewondering als afschuw.

Edersheim: De grote Joodse commentators van de Middeleeuwen hebben, in tegenstelling tot de Talmoed, erop gewezen dat de twee uitdrukkingen in Ri 11:31 (‘de HEERE toebehoren’ en ‘ten brandoffer brengen’) niet identiek zijn. Nooit wordt van een dierlijk brandoffer gezegd dat het ‘voor de HEERE zal zijn’, om de eenvoudige reden dat een brandoffer dat als zodanig al is.

Maar als het om mensen gaat die aan de HEERE geofferd worden, dan wordt deze uitdrukking wel gebruikt, zoals in geval van de eerstgeborenen van Israël en van Levi (Nm 3:12-13). Maar in deze gevallen is nooit verondersteld dat het om een letterlijk mensenoffer gaat. Als de liefhebbende dochter zichzelf ten dode had gewijd, dan is het haast onbegrijpelijk dat zij wenst om de twee maanden die haar van haar leven restten, niet met haar van hart gebroken vader door te brengen, maar in de bergen met haar vriendinnen.

Samuel Ridout: Ik ben nooit in staat geweest mijn gedachten te veranderen over het feit, dat Jefta met zijn dochter heeft gedaan wat iedere eenvoudige lezer die dit gedeelte leest, gelooft dat hij heeft gedaan. Hij doet zich kennen als een gestrenge, eigengerechtigde man die later met een goed geweten tweeënveertigduizend van zijn mede-Israëlieten doodt. Zo’n man is ook in staat zijn eigen dochter letterlijk op te offeren. Hij had het zwaard getrokken om de Ammonieten te verslaan, hij doodde zijn dochter omdat hij het had beloofd en doodde zijn broeders. Vriend en vijand kregen dezelfde behandeling.

Persoonlijk neig ik ertoe te denken, dat Jefta inderdaad zijn dochter heeft geofferd. Dat is de indruk die ik krijg, als ik de tekst lees zoals die er staat. Er staat dat hij zijn gelofte, die hij had gedaan, aan haar “voltrok”. Dat wijst er m.i. op dat hij een concrete handeling verrichtte.

Na deze bloemlezing rest nog een opmerking over het laatste vers van dit hoofdstuk. Als de dochter Jefta jaarlijks herdacht werd, hoeveel te meer is de Heer Jezus het dan waard om elke dag en speciaal elke eerste dag van de week herdacht te worden.

Copyright information for DutKingComments