Judges 11:4

Jefta als aanvoerder gevraagd

De beginverzen van dit hoofdstuk vormen een soort tussenzin. Ze vertellen ons iets over Jefta. Ri 11:4 sluit aan op de laatste verzen van het vorige hoofdstuk (Ri 10:17-18). Na de voorbereidende handelingen brandt de strijd los. De Ammonieten gaan oorlog voeren tegen Israël. De oudsten van Gilead zien zich voor een groot probleem geplaatst en dat is dat er nog steeds niemand is die hen in de strijd tegen de Ammonieten kan aanvoeren. Ze zien nog slechts één mogelijkheid en dat is Jefta te vragen.

Gedwongen door de omstandigheden zijn ze bereid de man die zij hebben gehaat en verworpen vanwege zijn geringe afkomst, nu als hun leider te erkennen vanwege zijn kwaliteiten. Zo is het ook met het geloof in de Heer Jezus als de enige Redder. Pas als een mens geen enkel uitzicht in zijn nood meer heeft, neemt hij zijn toevlucht tot Hem. De nood brengt iemand ertoe een beroep op Hem te doen.

Voordat Jefta ingaat op hun verzoek, herinnert hij hen eraan hoe onrechtvaardig hij door hen behandeld is. Het lijkt een beetje op wat Jozef doet met zijn broers. De broers hebben hem verkocht naar Egypte. God bestuurt alles zo dat Jozef daar onderkoning wordt. Wanneer de broers, genoodzaakt door de honger, later bij Jozef komen, handelt Jozef hard met hen. Hij wil de broers tot het inzicht brengen dat ze verkeerd hebben gehandeld, zodat ze dit zullen belijden en hij hen kan vergeven (Genesis 42-45).

Toch is er een verschil tussen Jefta en Jozef. Jozef heeft alles uit de hand van God aangenomen, maar bij Jefta lijkt dat niet zozeer het geval te zijn. Hij beschuldigt hen van een kwalijke behandeling. Hij is al die jaren niet vergeten wat ze hem hebben aangedaan en werpt hun dat voor de voeten.

Ook wij kunnen soms moeilijk een slechte behandeling die wij hebben ondervonden, vergeven en vergeten. Het komt, soms jaren later, onder bepaalde omstandigheden weer naar voren. Een voorbeeld. Tegen iemand wordt gezegd dat hij voor bepaalde diensten niet meer nodig is. Het kan van alles zijn, maar laten we aannemen dat het om een kostersdienst in de gemeente gaat. Een ander meldt zich om het over te nemen. De koster kan zich aan de kant gezet voelen. Als er later weer een beroep op hem wordt gedaan, is het moeilijk om niet meer terug te denken aan wat er vroeger is gebeurd.

Een ander voorbeeld is, dat we voor een bepaalde dienst worden gepasseerd, terwijl we vinden dat we daar toch best capaciteiten voor hebben. Een ander krijgt echter de voorkeur. Als die ander bijvoorbeeld verhuist en wij worden uitgenodigd om de eerste keus te vervangen, kan gemakkelijk de gedachte opkomen dat we niet met ons laten spelen en dat ze nu ook maar een ander moeten zoeken. Tweede keus zijn is vaak moeilijk te verteren.

Copyright information for DutKingComments