Judges 13:20

Het offer van Manoach

Uit alles wat Manoach heeft gehoord en meegemaakt, is hem duidelijk geworden dat er een bijzondere Gast bij hem op bezoek is. Hij moet de indruk hebben gekregen dat hij met een Goddelijk Persoon te maken heeft. Dit blijkt uit het feit dat hij zijn Gast een offer wil brengen, iets dat alleen aan God gedaan kan worden. Het offer dat hij wil brengen, is hetzelfde als het offer dat Gideon aan zijn hemelse Gast heeft gebracht (Ri 6:19). Toch weet Manoach niet Wie hij in werkelijkheid voor zich heeft. Pas in Ri 13:21 komt hij tot de erkenning dat hij oog in oog heeft gestaan met de Engel van de HEERE.

Dat Manoach nog niet weet Wie hij voor zich heeft, blijkt ook uit wat de Engel van de HEERE in Ri 13:16 tegen hem zegt, dat hij zijn offer aan de HEERE moet brengen en niet aan Iemand Die voor hem onbekend is. Dit laat ons zien dat God geëerd wil worden door mensen die Hem kennen en door het geloof een relatie met Hem hebben. Hij kan geen offer aanvaarden dat voortkomt uit vage gevoelens over Hem. Het is ermee als met de rijke jongeling, die de Heer Jezus “goede Meester” noemt, ook zonder te beseffen tot Wie hij zich richt (Mk 10:17-18).

Alleen als Manoach Hem erkent als de HEERE, als God, wil Hij het offer, of de hoffelijkheid, aannemen, maar dan moet het brengen ervan wel gebeuren naar de aanwijzingen die Hij geeft. Dat brengt Manoach tot de vraag die zijn vrouw niet heeft gesteld. Hij vraagt naar Zijn Naam. Hij wil graag meer over Hem weten. De naam, dat hebben we al eerder gezien, geeft vaak aan met wat voor persoon we te maken hebben. De Naam van God geeft uitdrukking aan Zijn Wezen.

De naam waarmee Hij zich aan Manoach bekendmaakt, is “Wonderlijk”. Deze naam komen we ook tegen in Jesaja 9. Daar gaat het duidelijk over de Heer Jezus. Er staat van Hem: “Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven. … En men noemt Zijn Naam Wonderlijk” (Js 9:5). De naam “Wonderlijk” geeft het Wezen van de Heer Jezus aan. Hij is waarachtig God en waarachtig Mens en toch één Persoon. Dat wonder is te groot voor het bevattingsvermogen van het mensenverstand. Vandaar de naam “Wonderlijk”.

Als Manoach vervolgens zijn offer brengt, gebeurt er iets wonderlijks. Zijn Bezoeker gaat in de vlam die van het altaar opstijgt naar de hemel. Dit is een beeld van wat er met de Heer Jezus is gebeurd op het kruis. Toen Hij daar leed en stierf onder het vuur van Gods oordeel over de zonde, steeg er tegelijk een aangename geur van het kruis omhoog naar God. God werd door het werk van Zijn Zoon verheerlijkt. Op grond daarvan heeft God Hem in de hemel de plaats van heerlijkheid aan Zijn rechterhand gegeven.

Wij mogen nu weten dat er een verheerlijkte Mens in de hemel is. Met die verheerlijkte Mens in de hemel is de gemeente onlosmakelijk verbonden. God laat dit ‘wonderlijke handelen’ juist zien in een tijd waarin het verval toeneemt om hen die Hem in getrouwheid als nazireeërs willen dienen te bemoedigen. Hierdoor wordt de blik omhooggericht. Naar boven kijken, “waar Christus is, gezeten aan Gods rechterhand” (Ko 3:1), is de noodzakelijke houding om als nazireeër stand te houden.

Nadat is aangegeven wat niet thuishoort in het huis waar de nazireeër wordt geboren en opgevoed (wijn en onreinheid), komt nu het positieve naar voren. Het huis wordt als het ware vervuld met de geur van het offer, waarin de heerlijkheid van Christus wordt voorgesteld. Het evangelie naar Markus, dat de Heer Jezus voorstelt als de ware Dienaar van God, eindigt met een blik in de hemel: “De Heer dan, … werd opgenomen in de hemel en ging zitten aan [de] rechterhand van God” (Mk 16:19). Deze blik in de hemel is een bemoediging voor iedereen die een dienst als nazireeër voor de Heer wil doen.

Copyright information for DutKingComments