Judges 21:20

Nog meer vrouwen voor Benjamin

Alle overleggingen en handelingen in dit hoofdstuk dragen het kenmerk van de laatste verzen. Iedere Israëliet is zijn eigen wet. Naar God en Zijn wil wordt niet gevraagd. De eed die ze gezworen hebben, moet hoe dan ook worden gehouden. Om hun eed te kunnen houden, verscheuren ze de nauwste familiebanden. Hun geweten is er rustig onder, maar dat is dan ook allang afgestompt.

Alles wordt gedaan naar wat juist is in hun ogen. Micha doet wat juist is in zijn vrome afgoderij. Zijn moeder doet wat juist is in haar relatie met haar zoon. De Danieten doen wat juist is in hun verkeerde wegen. De stammen doen wat juist is door het kwaad te oordelen en eden te zweren. Iedereen doet wat juist is, maar niet wat juist is in Gods ogen.

Nu moeten er ook nog tweehonderd vrouwen komen voor de resterende Benjaminieten, zonder dat de eed hoeft te worden gebroken. Er wordt een nieuw idee naar voren gebracht. Nauwgezette ‘eedhouders’ als zij zijn, kunnen zij hun eigen dochters natuurlijk niet geven, maar ze komen op het idee om meisjes te laten stelen. Een feest van de HEERE is daarvoor een uitstekende gelegenheid, oordelen zij. Zij hoeven dan hun handen niet vuil te maken, dat kunnen de Benjaminieten zelf wel doen. Hier zetten de Israëlieten nota bene hun broeder aan tot een bij de wet ten strengste verboden mensenroof, alleen om hun eed te kunnen houden (Ex 21:16).

Dit doet denken aan de afschuwelijkste misdaad aller tijden, namelijk de dood van de Heer Jezus. Zijn tegenstanders zijn ook mensen met een zeer nauwgezet, maar misvormd, geweten. Om niet verontreinigd te worden en het Pascha toch te kunnen eten gaan de leidslieden van het volk het pretorium niet binnen, terwijl ze niets anders wensen dan de dood van Hem van Wie het Pascha spreekt (Jh 18:28). Ze leveren Hem over aan Pilatus, opdat die Hem zal kruisigen (Jh 18:31). Dan hoeven zij zich niet aan Zijn dood te bezondigen. Zo kan een mens zeer nauwgezet zijn als het erom gaat zich niet te bezoedelen aan wat hij als verkeerd ziet, terwijl hij met het grootste gemak anderen aanzet tot de grofste misdaden.

Benjamin krijgt de raad de meisjes te stelen. Dan blijft de eed, waarbij zij gezworen hebben hun geen meisjes te geven, overeind staan en hoeven ze die niet te breken. Benjamin volgt hun raad op, waaruit we kunnen opmaken dat ook zij door alle gebeurtenissen niet dichter bij God zijn gekomen. De immoraliteit die onder hen gevonden wordt, mag dan gestraft zijn, ze is nog niet uit de harten verdreven.

Copyright information for DutKingComments