Judges 3:12-30

Moab en Eglon

Als Othniël is gestorven, duurt het niet lang of de Israëlieten doen opnieuw wat slecht is in de ogen van de HEERE. Het lijkt of ze niets hebben geleerd van de vorige keer. Zijn ze daarmee niet een schrijnend voorbeeld van wie wij zijn? Veelzeggend is dat er staat dat de HEERE de vijand sterk maakt. Gods kracht is niet bij Zijn ongehoorzame volk Israël, maar bij de vijand Moab. Is Moab dan beter dan Israël? Nee, dat is hij niet, maar God wil Moab als een tuchtroede gebruiken om Zijn volk ertoe te brengen naar Hem terug te keren.

Ook deze vijand stelt iets voor. Wat dat is, kunnen we afleiden uit zijn naam en uit zijn geschiedenis. Zijn naam betekent ‘van de vader’. Wie is zijn vader? Dat is Lot (Gn 19:36-37). We zien in Lot een man die de wereld liefheeft. Hij ziet aan wat voor ogen is. Hij laat zich leiden door de begeerten van het vlees, dat is de oude natuur die iedere gelovige nog steeds in zich heeft. In Genesis 13 komt dat tot uiting in de keus die hij maakt (Gn 13:8-11).

In de geschiedenis van Moab worden twee kenmerken zichtbaar die voortkomen uit de begeerten van het vlees, namelijk gemakzucht en hoogmoed (Jr 48:11; 29; Js 16:6). Moab stelt de werken van het vlees voor (Gl 5:19-21).

De man die over Moab regeert, heet Eglon. Eglon betekent ‘rond’ of ‘kring’. We zouden kunnen zeggen dat bij Moab (het vlees) zich alles afspeelt binnen de kring van eigen belang. ‘Ik’ staat centraal, en in die kring is voor God geen plaats. De vorige vijand, Cusjan Risjataïm, die een beeld is van de wereld, wordt opgevolgd door een vijand die een beeld is van het vlees. Aan deze vijand wordt nu de macht over Gods volk gegeven.

In het leven van een afgeweken gelovige betekent dit, dat hij zich vleselijk gaat gedragen, dat hij uit is op de bevrediging van zijn eigen begeerten. Dat geeft nooit echte voldoening.

Ammon en Amalek

Moab roept de hulp in van Ammon en Amalek. Ammon heeft dezelfde gruwelijke oorsprong als Moab (Gn 19:38). Zijn naam betekent ‘zelfstandig’ en laat de eigenwilligheid van het vlees zien. Amalek is een afstammeling van Ezau (Gn 36:12). Zijn naam betekent ‘heersersvolk’. Hierin komt de geldingsdrang, de heerszucht van het vlees naar voren. “De Palmstad” is Jericho, de stad die de toegang tot het land vormt en door Israël is ingenomen (Jz 6:1; 20). De vijand neemt die stad nu weer in bezit en heeft daardoor een strategisch punt in handen.

Als een gelovige ontrouw is, neemt het vlees bezit van belangrijke uitgangspunten in zijn leven. Hij laat zich bijvoorbeeld bij het nemen van belangrijke beslissingen niet leiden door de Geest, maar door het vlees. Als in een plaatselijke gemeente het vlees het voor het zeggen krijgt, komt er strijd en verwarring.

In de Bijbel is de gemeente in Korinthe daarvan een voorbeeld. Paulus moet hen vermanen omdat ze vleselijk zijn (1Ko 3:1). Door die toestand kan hij niet met hen spreken over de zegeningen die het deel zijn van de christen. Hij moet hun weer de meest elementaire dingen van het geloof voorhouden, “Jezus Christus, en Die gekruisigd” (1Ko 2:2).

Periode van onderdrukking

Tijdens de vorige overheersing heeft het acht jaar geduurd voordat Israël tot de HEERE is gaan roepen (Ri 3:8-9). Nu verstrijkt er een periode van achttien jaar van overheersing voordat het volk zover komt. Het lijkt erop dat het opnieuw afwijken van de HEERE het volk ongevoeliger maakt voor de tucht die God stuurt. Pas na achttien jaar begint het besef door te dringen dat ze slaven zijn geworden en verlangen ze terug naar hun vrijheid. Dat is de ervaring die ook wij kunnen opdoen. Naarmate we God vaker vergeten, duurt het langer voordat we weer naar Hem terugkeren.

Ehud

Ehud is de man die God laat opstaan om Zijn volk te bevrijden. Zijn naam betekent ‘de daadkrachtige’, ‘de sterke’. Hij is de zoon van Gera, dat ‘overdenking’ betekent. Hij komt uit de stam van Benjamin, dat ‘zoon van mijn rechterhand’ betekent. Als we deze namen overdenken, kunnen we in Ehud de volgende kenmerken waarnemen. Hij komt uit Benjamin, wat laat zien dat hij verbonden is met een positie van kracht, want daarvan spreekt de naam Benjamin.

Het is echter niet voldoende alleen te weten dat we een bepaalde positie innemen. Het is ook de bedoeling dat we die positie tot ons eigendom maken. Dat wil zeggen dat we erover nadenken wat het betekent dat we die plaats hebben gekregen. Dat is terug te vinden in de naam Gera, ‘overdenking’. Het gevolg van deze ‘overdenking’ is dat er een krachtdadig optreden plaatsvindt.

Ehud is linkshandig. Daarom draagt hij zijn zwaard rechts (Ri 3:16). Dat is een ongebruikelijke plaats, maar voor hem de beste. Zo kan hij zijn wapen gebruiken op de manier die het beste bij hem past. Hieruit kunnen we leren dat we de Bijbel moeten gebruiken op de wijze die bij ons past. In het gebruik ervan moeten we niet anderen nadoen. Dat werkt niet. Zo heeft David niets aan het harnas en het zwaard van Saul. Hij weet wel hoe hij moet omgaan met een slinger en een steen en daarmee velt hij de vijand (1Sm 17:38-39; 49-50).

De letterlijke vertaling van de woorden ‘die links was’ is ‘afgesloten van zijn rechterhand’. Hij kan zijn rechterhand blijkbaar niet gebruiken.

In het leven van een gelovige kan iets fout gaan waardoor hij zijn greep op de dingen van God verliest. Iemand kan bijvoorbeeld de zegeningen kennen die in de brief aan de Efeziërs beschreven staan, maar zo druk zijn met de dingen van het aardse leven, dat hij geen tijd en aandacht meer heeft voor die zegeningen. Zo worden er ‘cadeautjes aan het vlees’ gegeven, wat we ook zien bij Israël, dat door de hand van Ehud schatting brengt aan Eglon.

Voor ons kan deze schatting bestaan uit het voorbij laten gaan van gelegenheden om meer van Gods zegeningen te leren kennen. Die gelegenheden krijgen we nooit meer terug. We leven voor onszelf. We worden in beslag genomen door aardse zorgen en denken niet aan “de dingen die boven zijn” (Ko 3:1).

Een tweesnijdend zwaard

Hier zien we de basis voor de overwinning. Deze wordt behaald doordat Ehud voor zichzelf een zwaard met “twee scherpe kanten” maakt. Daarmee overwint hij zijn persoonlijke handicap en wordt hij bruikbaar voor God tot zegen voor Zijn volk. Op verschillende plaatsen in het Nieuwe Testament kunnen we lezen dat dit tweesnijdende zwaard een beeld is van het Woord van God (Hb 4:12; Ef 6:17; Op 1:16; Op 2:12; Op 19:15). Het Woord van God is het wapen waarmee elke vijand kan worden verslagen. Maar we moeten het wel weten te hanteren, dat wil zeggen we moeten het Woord leren kennen, zodat we het kunnen gebruiken.

De Heer Jezus hanteert dit ‘zwaard’ tegenover de duivel als Hij verzocht wordt in de woestijn. Hij pareert elke aanval van de tegenstander met “er staat geschreven” en citeert vervolgens een vers uit het boek Deuteronomium (Mt 4:4; 7; 10).

Het is een tweesnijdend zwaard, het heeft “twee scherpe kanten”, dat wil zeggen dat het naar twee kanten snijdt. Dit betekent voor ons dat wij het Woord eerst moeten toepassen op onszelf en daarna pas op de tegenstander. Deze volgorde houdt Paulus Timotheüs voor als hij tegen hem zegt: “Geef acht op jezelf en op de leer” (1Tm 4:16). We kunnen de tegenstander niet verslaan als wij in ons leven dingen toelaten die in strijd zijn met de Bijbel. We moeten eerst zelf naar de Bijbel luisteren en wegdoen wat daarmee in strijd is.

Het zwaard is een el lang. Het is een precies afgemeten maat, niet te groot en niet te klein. We mogen niets aan het Woord toevoegen en niets ervan afdoen. We hebben het hele Woord nodig, niet alleen onze favoriete gedeelten. Niets is onbelangrijk. Ook moeten we onze ideeën of tradities er niet aan toevoegen. Een el spreekt ook van iets onbetekenends (Lk 12:25-26). Het Woord van God doet armoedig aan voor mensen die op hun eigen verstand vertrouwen en bouwen. Maar de eenvoudigste waarheden van het Woord van God zijn in staat het vlees in al zijn verdorvenheid te treffen als ze in daadwerkelijk geloof worden gebruikt.

Ehud draagt het zwaard onder zijn kleren. Niemand ziet het. Dat doet denken aan het woord van de psalmist: “Ik heb Uw belofte in mijn hart opgeborgen, opdat ik tegen U niet zondig” (Ps 119:11). Tegelijk geeft het Woord kracht aan zijn wandel: hij draagt het “aan zijn rechterheup”.

Een zeer zwaarlijvig man

Gewapend met zijn pasgemaakte zwaard gaat Ehud voor de laatste keer de schatting aan Eglon brengen. Eglon is een vet man. Zoals gezegd, is deze vijand een beeld van het vlees, waarbij alles draait om het eigen ‘ik’. Dat kan niet anders dan vadsigheid tot gevolg hebben. Alles wordt bekeken vanuit de gedachte hoe ‘ik’ er beter van kan worden. Aan anderen wordt niet gedacht. Het egoïsme viert hoogtij. Het ‘ik’ wordt groot en omvangrijk. In het vlees is voor de geestelijk gezinde gelovige niets aantrekkelijks te vinden.

Een geheime boodschap

God heeft Ehud als een verlosser voor Zijn volk doen opstaan (Ri 3:15). Na zijn persoonlijke voorbereiding is hij klaar voor zijn eigenlijke taak. Nadat hij samen met anderen aan zijn verplichting heeft voldaan, stuurt hij de anderen weg. De opdracht van God is aan hem persoonlijk gericht. Hij moet die in zijn eentje vervullen, zonder verdere aanwezigen. Hij behaalt zijn overwinning in het verborgene, zonder uiterlijk vertoon. De uitwerking van zijn geloofsdaad is wel openbaar en het hele volk heeft er voordeel van. Anderen, het volk, zullen van zijn daad mogen profiteren.

Gilgal neemt in zijn missie een belangrijke plaats in, daarvandaan vertrekt hij. Gilgal zijn we al eerder tegengekomen (Ri 2:1). Daar hebben we gezien dat het de plaats is vanwaar Israël steeds is vertrokken om het land te veroveren en waarnaar het volk ook weer is teruggekeerd na een veroveringsstrijd. Dat doet Ehud ook (Ri 3:19; 26).

Bij Gilgal heeft ook de besnijdenis van het volk plaatsgevonden (Jz 5:2-9). De geestelijke betekenis hiervan is het oordeel over het zondige vlees. De besnijdenis leert ons dat elke te voeren strijd nooit kan worden aangegaan in eigen kracht, in de kracht van ons vlees. Als we gaan in het bewustzijn dat in ons geen kracht is, kan God ons met Zijn kracht vullen.

De stenen van Ri 3:19 zijn waarschijnlijk die, welke Jozua als gedenkteken op de oever heeft opgericht nadat het volk door de Jordaan is gegaan (Jz 4:20). Maar hier zijn het gebeeldhouwde stenen. Het gedenkteken is verfraaid, misschien zelfs tot een ‘afgod’ vervormd. Ook met inzettingen die de Heer gegeven heeft, zoals doop en avondmaal, is dat gebeurd. De Bijbel verklaart dat beide te maken hebben met de dood van de Heer Jezus. Omdat in delen van de christenheid die gedachte is losgelaten, zijn het voor de rooms-katholieke kerk sacramenten geworden met een afgodische betekenis. Het zijn zelfs middelen geworden waardoor men, als men er gebruik van maakt, meent eeuwig leven te ontvangen.

Het oordeel over Eglon

Eglon is alleen, in een omgeving die helemaal aan zijn wensen is aangepast. Hij zit daar op zijn gemak, om aan al zijn begeerten te voldoen. We zien hier een sprekend beeld van het egoïsme van het vlees dat alles voor zich alleen wil hebben. Op zo’n houding is maar één antwoord en dat is “een woord van God” dat Ehud spreekt. Hierdoor wordt het oordeel over Eglon voltrokken (Hb 4:12; Op 19:13-15). Het vlees kan alleen worden gedood in de tegenwoordigheid van God.

Dat Eglon opstaat, lijkt een zekere eerbied voor het Woord van God aan te geven, maar het is slechts een uiterlijke vorm. Er is niets in zijn hart dat echt voor dit Woord openstaat. Zulke mensen zijn er altijd geweest en ze zijn er nog steeds. Dat verandert echter niets aan het oordeel dat het Woord over hen uitspreekt. Hoe ze van nature zijn, blijkt zonneklaar als het Woord in zijn volle scherpte wordt toegepast. Zo gaat dat bij Eglon. Het zwaard gaat in zijn buik en “de darminhoud”, dat is zijn drek, komt eruit. Het verderf dat in hem is, komt door het zwaard naar buiten.

De verdorvenheid van het vlees wordt door Gods Woord openbaar gemaakt. Schrikken we soms ook niet van onszelf als er plotseling van die walgelijke gedachten in ons opkomen? Dat is het enige wat het vlees kan voortbrengen. Het vlees van een ongelovige en het vlees van een gelovige zijn precies gelijk. Het Woord maakt het openbaar en velt daarover zijn oordeel.

Nadat Ehud het op zichzelf heeft toegepast (Ri 3:16; 19), past hij het nu toe op de vijand van Gods volk. Hij doet dat radicaal, diepgaand. Hij gaat niet zoetsappig en oppervlakkig met zijn vijand om. Hij neemt ook geen genoegen met een gedeeltelijke of tijdelijke overwinning maar hij wil een definitieve overwinning. Hij laat het zwaard zitten, hij trekt het er niet uit. Bovendien sluit hij de kamer af waarin hij Eglon heeft gedood.

Wat hem betreft, heeft hij alles gedaan om deze vijand van Gods volk volledig uit te schakelen zodat hij niet weer tevoorschijn kan komen. De toepassing is duidelijk. Als we een bepaalde werking van het vlees bij onszelf of bij anderen door het Woord hebben geoordeeld waardoor deze verdwenen is, dan moeten we niet toestaan dat deze zich weer zal laten gelden.

De dienaren van Eglon

Dat de koning van Moab is uitgeschakeld, betekent niet dat het volk van Moab van zijn kracht is beroofd. Eglon heeft dienaren en strijders (Ri 3:29). De dienaren hebben een goede verklaring voor de vergrendelde deur. Ze denken dat hij naar het toilet is gegaan. Als je veel eet, moet je ook vaak je behoefte doen.

Op een gegeven moment gaat het hun toch te lang duren. Ze vermoeden dat er iets is gebeurd. Ze halen een sleutel en ontdekken dat hun heer dood is. We lezen niet hoe ze daarop reageren. De handelingen en overleggingen van de dienaren passen helemaal bij het gedrag van hun heer. Zij behoren hem toe en bezitten zijn geest. Zo kent ook het vlees vele uitingen, maar al die verschillende uitingen ademen eenzelfde geest. Het gaat altijd om de bevrediging van het vlees.

De overwinning van het volk

Nadat Ehud zijn overwinning heeft behaald, roept hij anderen op in zijn overwinning te delen. Hij rust niet voordat het hele volk er deel aan heeft. Dit is de ware geest van broederliefde. Hij zet zich in voor anderen. Hij onttrekt zich niet aan de strijd als hij zijn aandeel heeft geleverd, maar voert het leger aan om het werk af te maken.

Hoe belangrijk is het om anderen een goed voorbeeld te geven. Dat geldt met name voor een oudste of opziener van wie we in de richter een beeld kunnen zien. Als er door Gods Woord op radicale wijze met het vlees is afgerekend, kan een oudste of opziener zeggen “volg mij”, om vervolgens de gelovigen de weg naar de overwinning te wijzen.

Elke verbinding tussen Ehud en de vijand is verbroken. Zo moet er ook in ons leven openlijk en beslist met de wereld en het vlees worden afgerekend. Pas dan is er sprake van een duurzame overwinning. De oversteekplaatsen van de Jordaan naar Moab worden bezet. De Israëlieten zijn destijds de Jordaan overgestoken om het beloofde land binnen te gaan. Zij hebben de rivier alleen kunnen oversteken op de plaats waar de ark de weg voor het volk heeft vrijgemaakt. Voor ons spreekt de ark in de Jordaan van de dood en de opstanding van Christus waardoor wij een plaats hebben gekregen in de hemelse gewesten. Dit strategische punt moeten de gelovigen ten koste van alles behouden.

Eglon is vet en dat geldt ook voor velen in zijn leger. Zij lijken op hem, want zij staan in zijn dienst en strijden voor dezelfde zaak. Ook zij moeten worden omgebracht. Alle restanten van de wereld en het vlees, de tienduizend “welgedane en strijdbare mannen”, komen om aan de oever van de Jordaan, de plaats die spreekt van de dood en opstanding van Christus. Moab wordt vernederd, niet vernietigd. Het vlees blijft een vijand zolang wij leven, maar we moeten hem in de dood houden.

Door de overwinning van Ehud heeft het land tachtig jaar rust. Zolang het zwaard, dat is het Woord van God, werkzaam is, is er rust. Hoewel de periode van rust twee keer zolang is als de vorige periode van rust, komt er toch ook aan deze periode een einde, zoals we in het volgende hoofdstuk zullen zien.

Copyright information for DutKingComments