Judges 5:4-5
Inleiding
Het lied dat Barak en Debora na de overwinning zingen, is een bijzonder en indrukwekkend lied. Het is ook een lang lied in vergelijking met de korte beschrijving van de strijd. Het is het enige lied in dit boek, er wordt verder niet gezongen. De inhoud van het lied past bij de toestand van die dagen. De doorgemaakte emoties komen erin tot uiting en de herinnering aan Gods daden blijft bewaard. Maar het gaat niet alleen om het kijken naar het verleden, naar wat God heeft gedaan en hoe de verschillende personen en stammen zich hebben gedragen. Het is ook een lied waarin het geloof de toekomstige eindoverwinning ziet. Het put deze zekerheid uit wat God zojuist voor Zijn volk heeft bewerkt. In het leven van de gelovige is elke overwinning die hij behaalt een voorschot op de eindoverwinning. Hij mag in het geloof rekenen op de belofte: “De God nu van de vrede zal de satan spoedig onder uw voeten verpletteren” (Rm 16:20a). De eindzege staat vast. Elke geloofszege verwijst naar dat ogenblik en bemoedigt de gelovige in zijn vertrouwen op God. In het eerste lied dat we in de Bijbel tegenkomen, het lied van Mozes (Ex 15:1), zien we iets dergelijks. We lezen daarin hoe het geloof van Mozes over de hele woestijnreis, die toen nog voor hen lag, heen ziet naar het beloofde land (Ex 15:13; 17). Dat bezingt hij en het hele volk stemt ermee in. Dit laatste is niet zo in het lied van Debora. We horen slechts twee stemmen. Het is mooi om te zien, hoe dit lied begint en eindigt met de HEERE (Ri 5:1-5; Ri 5:31). Een indeling van dit lied kan helpen om de inhoud beter te begrijpen: 1. De HEERE wordt geprezen om Zijn tussenkomst (Ri 5:1-5). 2. Hoe het er in Israël uitzag tijdens de bezetting (Ri 5:6-8). 3. Oproep om te getuigen van de overwinning van de HEERE (Ri 5:9-11). 4. De rol van de afzonderlijke stammen (Ri 5:12-18). 5. Een beschrijving van de strijd (Ri 5:19-23). 6. Jaël wordt geroemd om haar daad (Ri 5:24-27). 7. De moeder van Sisera wacht tevergeefs (Ri 5:28-30). 8. Omkomen en opgaan (Ri 5:31).1. De HEERE wordt geprezen
Ri 5:1 Zoals gezegd, wordt dit lied door slechts twee mensen gezongen, een vrouw van geloof en een man van geloof, terwijl toch het hele volk in de overwinning deelt. Toch is het een lied naar het hart van God. Het gaat in tijden van verval niet om het bijeenbrengen van een massa mensen om lofliederen te zingen. We mogen ons vandaag best afvragen of het organiseren van zogenaamde ‘praise-bijeenkomsten’, waarbij iedereen wordt uitgenodigd, voortkomt uit de werking van Gods Geest. Zingen kan ook een doel op zichzelf worden. Er is niets op tegen samen te zingen als daartoe aanleiding is. Als zulke bijeenkomsten echter worden gehouden om eenheid onder christenen te bewerken, dan wordt het zingen gebruikt voor een zaak die niet door de Bijbel wordt ondersteund. Hoe ontstaat een loflied? Het wordt geboren in een hart dat een ervaring met God heeft opgedaan. God heeft Zich in zo’n leven op een speciale manier geopenbaard. Het gevolg daarvan is een loflied. Wie weet dat zijn zonden vergeven zijn, kan daarvan zingen. Dat kan samen met allen die ook de zekerheid van de vergeving van hun zonden hebben. Dat brengt bij elkaar; er is een gemeenschappelijke aanleiding om samen te zingen. Hoe zou je samen met ongelovigen tot eer van God kunnen zingen? Zij hebben immers geen ervaringen met God opgedaan? De aanleiding voor het lied van Debora en Barak is wat God heeft gedaan met Jabin. In het vorige hoofdstuk staat: “Zo vernederde God op die dag Jabin” (Ri 4:23). In Ri 5:1 van ons hoofdstuk staat: “Toen zong Debora met Barak … op die dag.” Op dezelfde dag dat God Jabin vernederde, wordt er gezongen. Er wordt niet gewacht op een officiële gelegenheid. Het handelen van God ten gunste van Zijn volk wekt blijkbaar een spontane reactie in de vorm van een lied bij Debora en Barak op. Zo is elke vorm van bevrijding ook voor ons een directe aanleiding tot het zingen van een loflied. Tegen ons wordt zelfs gezegd dat wij door de Heer Jezus “voortdurend een lofoffer brengen aan God, dat is [de] vrucht van [de] lippen die Zijn Naam belijden” (Hb 13:15). Doen wij dat ook? Ri 5:2 De vertaling van het eerste deel van dit vers schijnt niet eenvoudig te zijn. In een toelichting op dit vers schrijft iemand die Hebreeuws kent: ‘De openingszin is een van de duisterste zinnen van het lied. Er kan ook worden vertaald: “Toen de haarlokken lang groeiden in Israël.” Dat zou een verwijzing zijn naar een praktijk waarin men zijn haar niet liet knippen om een gelofte te vervullen (Nm 6:5; 18). Dit zou een toewijding aan de HEERE betekenen om deel te nemen aan een heilige oorlog. Deuteronomium 32:42 kan een verwijzing naar langharige soldaten betekenen, hoewel ‘leiders’ daar ook mogelijk is (Dt 32:42).’ Het lange haar ziet op toewijding en onderworpenheid. Van de vrouw staat dat het lange haar “een eer voor haar is, omdat
Copyright information for
DutKingComments