Judges 6:12-16

De HEERE is met u

Gideon zal verschrikt hebben opgekeken als hij plotseling een stem hoort die tegen hem zegt: “De HEERE is met u.” Toch wordt hij niet bang. Dat wordt hij pas in Ri 6:22 als het tot hem doordringt Wie hij op bezoek heeft. En wat te denken van “u, strijdbare held”? Van strijdbaarheid is op het eerste gezicht niets te zien bij deze man die zich verbergt voor de vijand. Maar voor God telt dat Gideon vastbesloten is om zichzelf van voedsel te voorzien. Ondanks de overmacht van de vijand, ondanks de angst bij de Israëlieten, is hier een man die bezig is met de vrucht van het land. De persoonlijke trouw, in een tijd waarin iedereen het erbij laat zitten, staat hier op de voorgrond. Dat noemt God strijdbaarheid. Dan zijn we in Zijn ogen een held.

Als we persoonlijk bezig zijn om voedsel uit Gods Woord op te diepen en niet meedoen aan de ‘twist’ om ons heen en ons er niet bij neerleggen, zullen we de bijzondere nabijheid van de Heer ervaren. We zullen Hem horen zeggen dat Hij met ons is. Deze toezegging geldt voor elk moment dat we ons met de Bijbel bezighouden op een manier dat we duidelijk de stem van God kunnen horen. Deze toezegging geldt ook voor alle opdrachten die we van Hem te horen zullen krijgen. Zó begint God Zijn gesprek met Gideon. Is dat niet een bemoedigend begin?

Waar zijn al Gods wonderen?

Er ontstaat een gesprek tussen Gideon en de HEERE. Het is schitterend om te zien hoe de HEERE Gideon alle ruimte geeft om te zeggen hoe hij de dingen beleeft. De HEERE gaat telkens op de vragen van Gideon in en antwoordt hem op een manier, zoals alleen Hij dat kan.

De antwoorden zitten vol bemoediging voor ieder die van de Heer een bepaalde opdracht krijgt. We zullen zien dat hier veel geleerd kan worden over de vorming van de dienaar – zoals wij er hopelijk ook een willen zijn – die een werk voor de Heer mag gaan doen. Soortgelijke gesprekken komen vaker voor in de Bijbel, bijvoorbeeld tussen Mozes en de HEERE (Ex 3:11-22; Ex 4:1-12) en tussen Ananias en de Heer Jezus (Hd 9:10-19).

Als we weten dat God ons roept om iets voor Hem te doen, mogen we daarover met Hem praten. We mogen onze eventuele bezwaren indienen. God luistert naar ons en neemt onze tegenwerpingen serieus. Hij antwoordt. Er is één voorwaarde: God gaat met ons in gesprek zolang Hij bij ons de bereidheid ziet om te doen wat Hij van ons vraagt. Als onze bezwaren voortkomen uit ongeloof en onwil, is het over en uit met het gesprek (Ex 4:13-17).

Er is nog een prachtige karaktertrek bij Gideon te zien. God heeft gezegd: “De HEERE is met u, strijdbare held.” Wat zegt Gideon? “Als de HEERE met ons is.” Hij maakt zichzelf een met het hele volk. Al is Gideon persoonlijk trouw, hij claimt God niet voor zichzelf alleen. God is de God van het hele volk. Het welzijn van het hele volk gaat hem ter harte en niet alleen zijn eigen welzijn.

Dan komen de vragen. Gideon heeft gehoord van alles wat God ten gunste van Zijn volk heeft gedaan toen Hij hen uit Egypte voerde. Gideon gelooft dat. Hij twijfelt niet aan de geschiedenis van het volk en wat God met en voor hen heeft gedaan. Maar waar blijft God nu? Is Hij niet meer Dezelfde? Ja, Hij wel, maar het volk niet. De HEERE heeft hen verstoten, althans zo ervaart Gideon dat.

In Romeinen 11 komt die vraag ook naar voren: “Heeft God Zijn volk verstoten?” (Rm 11:1a). In het volgende vers komt het antwoord: “God heeft Zijn volk niet verstoten dat Hij tevoren heeft gekend” (Rm 11:2a). God heeft vanwege de ontrouw van het volk hen voor een tijd moeten prijsgeven aan hun vijanden, maar met het doel om hen naar Zichzelf terug te brengen. Zo zal God Zich ook in de toekomst over Zijn volk ontfermen, door de grote Bevrijder, de Messias van het volk, de Heer Jezus.

Ook hier, bij Midian, laat God zien dat Hij Zijn volk niet heeft verstoten. Hij maakt een bevrijder gereed voor zijn taak en dat is Gideon. Als we hem in dit vers horen spreken, zien we twee dingen die altijd samengaan bij iemand die door God wordt geroepen tot een taak te midden van Zijn volk. Die twee dingen zijn dat hij zich vereenzelvigt met Gods volk en dat hij het Woord van God gelooft zoals hem dat is overgeleverd door de vaderen.

De opdracht

Gideon heeft God verteld hoe hopeloos de situatie is. Nu krijgt hij de opdracht daarin verandering aan te brengen. Vaak zijn het de dingen die we als nood bij God brengen waarvan Hij ons opdraagt er iets aan te doen. We zijn dan voor God de meest geschikte instrumenten. Als iemand ziet dat er behoefte is aan kinderwerk, gaat hij of zij daarvoor bidden, mogelijk zonder eraan te denken dat het iets voor hem of haar zelf zou zijn. Toch geeft de aanvoeling van de nood al iets aan van de betrokkenheid bij dit werk voor de Heer.

Dit kunnen we betrekken op tal van andere dingen. Het geldt overigens alleen voor mensen die, net als Gideon, leven in gemeenschap met God. Het gaat namelijk om mensen die in hun leven de Heer alle ruimte geven. In het leven van zulke mensen nemen bijbellezen en bidden de centrale plaats in. Daar draait hun leven om, daar putten ze hun kracht uit.

God geeft Gideon voor zijn opdracht geen nieuwe kracht, maar zegt: “Ga in deze kracht van u.” Welke kracht is dat? Dat is de kracht waarmee hij zijn eten uit handen van de vijanden heeft gehouden om er zelf van te genieten. Daardoor heeft hij ook voldoende kracht om Israël te bevrijden.

Wat de HEERE vervolgens tegen hem zegt, moet alle twijfel over zijn opdracht wegnemen. Gideon mag gaan in Naam van zijn Zender. Hij hoort Hem zeggen: “Heb Ik u niet gezonden?” Dit is alles wat nodig, maar ook noodzakelijk is om een dienstwerk te doen. Zonder dat Hij dit tegen ons zegt, kunnen we niet gaan. Gaan we dan toch, dan maken we brokken.

Een andere belangrijke les in verbinding met de roeping tot een dienstwerk is dat God iemand roept die bezig is. Gideon is aan het werk als hij geroepen wordt. Hetzelfde zien we bij de roeping van de discipelen door de Heer Jezus (Mt 4:18-22). God zoekt geen mensen die niets te doen hebben, maar mensen die ijverig zijn in het doen van de gewone, dagelijkse dingen.

Een nieuwe tegenwerping

Gideon voert een nieuw argument aan, waardoor hij meent dat hij niet aan Gods opdracht kan voldoen: hij voelt er zich niet toe in staat. Nu is het altijd goed om niet te hoog van jezelf te denken. Daartoe wordt ieder van ons vermaand in Romeinen 12, waar Paulus zegt dat ieder “[van zichzelf] niet hoger moet denken dan het behoort” (Rm 12:3). Maar dit mag nooit een excuus zijn om ons te onttrekken aan wat God van ons vraagt.

Gideon wijst op zijn geringe afkomst en de plaats die hij inneemt in het gezin waartoe hij behoort. Manasse is de stam die als enige gedeeld is. De ene helft woont in het land en de andere helft woont erbuiten. Hij weet wat het betekent om in een situatie van verdeeldheid te verkeren. Vaak heb je dan al zoveel ruzie en twist met de bijkomende ellende gezien, dat je geen zin meer hebt in nog meer strijd, al is dat ook de goede.

Zijn plaats in het gezin – hij is de jongste – lijkt erop te wijzen dat hij nooit echt betrokken is in het familiegebeuren. Dat is David ook overkomen (1Sm 16:4-11). David wordt gewoon vergeten als Samuel het hele gezin heeft samengeroepen. Dat kan een gevoel geven dat je waardeloos bent, onbelangrijk, dat je van geen nut bent. Gideon kan zich zo hebben gevoeld.

Misschien voelen wij ons ook zo. Toch mogen we er zeker van zijn dat God juist dan iets met ons kan beginnen. Onze zwakheid en het niet in tel zijn bij anderen maakt ons geschikt als een werktuig voor God. Wat God door ons heen wil doen, moet alleen aan Hem toegeschreven worden en niet aan ons. Is het niet groot dat God ons in onze geringheid en zwakheid wil gebruiken?

Luister naar wat Paulus zegt in 2 Korinthiërs 12. Als hij gebeden heeft om bevrijd te worden van iets dat hem zwak en verachtelijk maakt, zegt de Heer tegen hem: “Mijn genade is u genoeg; want de kracht wordt in zwakheid volbracht” (2Ko 12:9a). Het antwoord van Paulus is: “Heel graag zal ik dus veeleer roemen in mijn zwakheden, opdat de kracht van Christus op mij woont. Daarom heb ik een welgevallen in zwakheden … voor Christus; want wanneer ik zwak ben, dan ben ik sterk” (2Ko 12:9b-10). Kijk, dat is waartoe wij moeten komen. Niet ons sterk voelen in eigen kunnen, maar ons zwak voelen; dan kan God met ons Zijn werk doen.

Gideon ziet op zichzelf en dan is er geen kracht. Maar het kleine ‘ik’ is net zo’n grote verhindering om door God gebruikt te worden als het grote ‘ik’. Als we dat erkennen, mogen we zeggen wat Paulus zegt: “Ik vermag alles door Hem Die mij kracht geeft” (Fp 4:13).

Ik zal met u zijn

De manier waarop de HEERE op het laatste argument van Gideon ingaat, is bemoedigend. In Ri 6:14 is hij in zijn opdracht gesteund door het bewustzijn dat de HEERE zijn Zender is. Dat geeft de waarde aan de taak die hij moet gaan uitvoeren. In dit vers gaat het nog een stap verder. De HEERE zegt dat Hij Zelf meegaat.

Deze belofte van de Heer geldt ook nu. Na Zijn opstanding geeft Hij Zijn discipelen de opdracht: “Gaat dan heen, maakt alle volken tot discipelen, hen dopend tot de Naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest en hen lerend te bewaren alles wat Ik u heb geboden” (Mt 28:19). Daaraan voegt Hij toe, en daarmee besluit het evangelie naar Mattheüs, zodat die woorden als het ware in de oren van de discipelen blijven naklinken: “En zie, Ik ben met u alle dagen tot aan de voleinding van de eeuw” (Mt 28:20).

In de voorbije eeuwen zijn tallozen door deze woorden bemoedigd en hebben de taak volbracht die hun was opgedragen. Laten wij ons ook maar door deze woorden bemoedigen voor de ons opgedragen taken. Al hebben we een leger van helpers om ons heen, maar we hebben de Heer niet, dan zullen we nog verliezen. Al zijn we helemaal alleen, maar we hebben de Heer aan onze zijde, dan zullen we de grootste vijandelijke legermacht kunnen verslaan “alsof [het maar] één man [was]”. Dat dit echt de ‘logica’ van het geloof is, zal de geschiedenis van Gideon ons verder leren.

Copyright information for DutKingComments