Leviticus 13:58

Melaatsheid op stoffen

Melaatsheid kan behalve aan personen, zoals tot nu toe beschreven, ook voorkomen aan kleding. Het volgende hoofdstuk vermeldt ook nog melaatsheid aan huizen (Lv 14:33-53). Melaatsheid aan kleding spreekt van zonde in gedrag, in houding, in wat van iemand wordt gezien. Bij personen gaat het om wat in iemand aanwezig is, bij kleding gaat het om wat aan of bij iemand wordt gezien.

In deze zin gebruikt ook Judas het in zijn brief als hij schrijft: “En haat zelfs het kleed dat door het vlees bevlekt is” (Jd 1:23). Judas schrijft dat in verband met het helpen van anderen die in de macht van de zonde zijn gekomen, om daarvan vrij te komen. Hij waarschuwt ervoor dat die hulp niet tot gevolg zal hebben dat de hulpverlener zelf aangetast wordt door de onreinheid waarin de anderen verkeren. Hij moet elke aanraking, elke invloed van onreinheid op zijn gedrag – voorgesteld in “het kleed dat door het vlees bevlekt is” – haten en ver van zich houden.

Het belang van een kledingstuk is de betekenis die het heeft. Zo is het onderkleed van de Heer Jezus “zonder naad, van bovenaf in zijn geheel geweven” (Jh 19:23). Dat is een symbolische aanduiding van Wie Hijzelf is. Zijn handelwijze, Zijn gedrag, Zijn hele openbaring is volmaakt, vanaf Zijn komen van boven, uit de hemel, tot aan Zijn terugkeer naar de hemel. In wat Hij zegt of doet, is nooit iets verkeerds of enige tegenstrijdigheid te vinden.

Bij ons kan wel ‘melaatsheid’ aanwezig zijn in onze gewoonten, in ons gedrag, in het beroep dat we uitoefenen, in de plaatsen waar we heengaan. Het betreft alles wat de mensen om ons heen van ons waarnemen. Zij horen niet in de eerste plaats wat wij te zeggen hebben, maar ze zien hoe we leven.

Als de ziekte aan een kledingstuk zich na zeven dagen opsluiting heeft uitgebreid, moet het worden verbrand. Is er geen uitbreiding te zien, dan moet het worden gewassen en opnieuw zeven dagen worden opgesloten. Blijkt dan dat de ziekte zich toch heeft uitgebreid, dan moet het alsnog met vuur worden verbrand. Het water van de reiniging heeft niet geholpen. Heeft er geen uitbreiding plaatsgevonden, dan moet de zieke plek uit het kledingstuk worden gescheurd.

Deze behandeling van het kledingstuk waarop de plaag gezien wordt, toont in beeld dat het Woord van God moet worden toegepast op ons uiterlijk gedrag, onze gewoonten en spraakgebruik, en niet alleen op ons hart. Er zijn beroepen die een gelovige niet kan uitoefenen. Denk aan eigenaar van een bar of handelaar in gokautomaten en allerlei andere beroepen waardoor mensen tot zonde worden aangezet. Als een mens tot geloof komt, zal hij in die gevallen van beroep veranderen. Er zijn ook beroepen waarvan bepaalde onderdelen zondig kunnen zijn, bijvoorbeeld dat wordt gezegd een hoger bedrag te declareren dan de werkelijk gemaakte kosten. Die kunnen ‘afgescheurd’ worden. De rest blijft bewaard. Het Woord van God is hierin als richtsnoer onmisbaar.

Het gevaar is niet de kleding op zich, maar dat het de persoon aantast. Ik kan wonen in een omgeving die niet goed is. Dan moet ik die ‘verbranden’, wat voor mij betekent dat ik er moet weggaan en ergens anders gaan wonen. Ik kan werken in een omgeving die een speciaal gevaar voor me betekent, bijvoorbeeld dat een christin zich op wereldse wijze als gastvrouw moet gedragen en daarvoor haar christelijke identiteit moet prijsgeven. Misschien kan dat werkonderdeel ‘ervan afgescheurd’ worden door te vragen of ze die taak niet hoef te verrichten. Is dat niet mogelijk dan kan het noodzakelijk worden om van baan te veranderen.

Copyright information for DutKingComments