Leviticus 22:20

De offerdieren

In deze verzen wordt de aandacht gericht op de offerdieren zelf. Het woord hierover wordt niet alleen tot Aäron en zijn zonen gericht, maar tot het hele volk. Ze mogen allemaal komen met vrijwillige offers, maar die offers moeten dan wel volkomen zijn (vgl. Ml 1:8; 13-14). Dan zal de offeraar welgevallig zijn voor God.

Dieren met bepaalde gebreken stellen het gebrek aan inzicht voor dat de offeraar heeft in de Persoon en het werk van de Heer Jezus. Sommige aspecten worden benadrukt en andere aspecten komen niet aan bod. Het is belangrijk op te groeien “in [de] genade en kennis van onze Heer en Heiland Jezus Christus” (2Pt 3:18). Het is belangrijk dat we steeds meer en steeds weer zien en bedenken dat Hij het volkomen Lam is, “vlekkeloos en onbesmet” (1Pt 1:19), van Wie zelfs de goddeloze Pilatus heeft getuigd: ”Ik vind geen schuld in deze Mens” (Lk 23:4; 14; 22).

Toch gaat de genade van God zover, dat – al is het inzicht in het werk van de Heer Jezus onvolkomen – we toch mogen komen met dat offer waaraan het gebrek van te lange of te korte leden kleeft. Het ziet op een kennis van de Heer Jezus die niet evenwichtig is. Een gebrekkig offer uit een rein hart waardeert God meer dan uit angst geen offer. God veronderstelt niet de mogelijkheid dat iemand opzettelijk een gebrekkig offer brengt.

Het betreft dan wel een vrijwillige gave. Als gelofteoffer mag het niet worden gebracht. Het onderscheid lijkt te zijn dat een vrijwillige gave meer spontaan ontstaat, terwijl een gelofteoffer een bepaalde aanleiding en overweging heeft. Iemand die pas bekeerd is, weet nog niet veel van de Heer Jezus, maar brengt in zijn spontaniteit een offer, zonder er echt over nagedacht te hebben. Daarbij kan hij dan uitingen van dankbaarheid gebruiken die tekortdoen aan het werk van de Heer Jezus of waarbij hij iets zegt van de Heer Jezus wat niet bij Hem hoort. Van iemand die al meer van de Heer Jezus heeft gezien of zou moeten hebben gezien, kan God dat niet aanvaarden.

Wat God niet aanvaardt, zijn offers waar onzorgvuldig mee is omgegaan, waardoor de gebreken in het offer de schuld zijn van de offeraar. Die aanvaardt Hij ook niet als ze in het land aangekomen zijn. Hij aanvaardt ook de offers niet die een lid van Gods volk door een vreemdeling ter hand zijn gesteld. Het zogenaamde moois dat ongelovigen ons over de Heer Jezus vertellen, neemt God niet uit onze hand aan. Hij wil dat wij ons zelf met de Heer Jezus bezighouden en ons door Zijn gaven laten onderwijzen. De offers die zo in ons hart worden gewerkt, zullen ons welgevallig doen zijn voor God.

Copyright information for DutKingComments