Leviticus 23:1-5

Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken is sprake van heilige personen, heilige kleding, heilige gaven en heilige plaatsen. In dit hoofdstuk is sprake van zeven heilige tijden ofwel feesttijden. De feesten worden in dit hoofdstuk in hun samenhang voorgesteld, waardoor de feesten een profetische beschrijving geven. Drie feesten worden een feest genoemd: het Feest van de ongezuurde broden, het Wekenfeest en het Loofhuttenfeest (Ex 23:14-16; Dt 16:16).

De zeven feesten – zeven is het getal van volmaaktheid of van een volle periode – geven de weg aan waarlangs God Zijn volk sinds het kruis zal brengen in de rust van de grote sabbat die voor de schepping zal aanbreken: het duizendjarig vrederijk. Dat is de tijd waarin alles tot voleinding is gekomen wat God Zich met betrekking tot de aarde heeft voorgenomen. Het hoofdstuk begint en eindigt veelzeggend met de sabbat (Lv 23:3; 39).

Als we de profetie in de Schrift willen bestuderen, vinden we vooral veel aanwijzingen in de zogenoemde ‘drie grote zevens’: de zeven feesten hier, de zeven gelijkenissen over het koninkrijk der hemelen in Mattheüs 13 en de zeven brieven aan de zeven gemeenten in Openbaring 2-3.

Een overzicht van de feesten en hun profetische betekenis:

1. Het Pascha (Lv 23:5) – De dood van de Heer Jezus.

2. Het Feest van de ongezuurde broden (Lv 23:6-8) – Het geheiligd leven van de verlosten.

3. De Eerstelingsgarve (Lv 23:9-14) – De opstanding van de Heer Jezus.

4. Het Wekenfeest (Lv 23:15-21) – De komst van de Heilige Geest op aarde, waardoor de gemeente is ontstaan.

Tussentijd (Lv 23:22) – De tijd dat de gemeente op aarde is, is de tijd dat Israël onder de volken is verstrooid. Als de tijd van de gemeente op aarde voorbij is, zal een rest van Israël behouden worden, dat het nieuwe Israël zal zijn (Rm 11:25-26). Zij krijgen de beloofde zegen, waaraan ook de heidenen deel via hen zullen krijgen.

5. Het Feest van het bazuingeschal (Lv 23:23-25) – Er vindt een geestelijk ontwaken plaats van een overblijfsel in Israël. De verstrooide Israëlieten keren terug naar hun land.

6. De Verzoendag (Lv 23:26-32) – Berouw en bekering en aanvaarding door de HEERE van het overblijfsel.

7. Het Loofhuttenfeest (Lv 23:33-43) – Het overblijfsel, dat het geheel van het nieuwe Israël van God is, geniet de beloofde zegen van het duizendjarig vrederijk.

De feesttijden zijn van de HEERE

Het woord “feestdagen” is eigenlijk ‘bestemde tijd’. Daarom is het beter van “feesttijden” te spreken. God heeft die tijden vastgesteld, Hij heeft ze voor Zichzelf bestemd. God heeft ze op deze wijze bepaald en in die volgorde omdat Hij in die feesten Zijn wegen met Zijn volk laat zien.

In Numeri 28-29 wordt ook over deze feesten gesproken, maar daar ligt de nadruk meer op de offers die dan moeten worden gebracht. Hier ligt de nadruk op de “heilige samenkomsten” die op die dagen plaats moeten vinden. Dit geeft aan dat die feesten niet individueel worden beleefd, maar als volk. De toepassing voor ons ligt niet in het houden van christelijke feestdagen, maar in de ene samenkomst die de gemeente kent: de “eigen bijeenkomst” (Hb 10:25), de samenkomst van de gemeente, die we niet zullen verzuimen. In de samenkomst van de gemeente komen de aspecten van alle feesttijden in hun geestelijke betekenis aan de orde.

De feesttijden zijn die van de HEERE. Hij noemt ze hier “Mijn feesttijden” omdat deze feesttijden door Hem bepaald of bestemd zijn. Op die dagen moet het volk samenkomen, waarbij het er vooral om gaat wat de HEERE krijgt. Met dat doel moeten de Israëlieten deze feesttijden “uitroepen” en op die dagen wordt Gods volk ‘samengeroepen’. Het gaat van de HEERE uit en Hij is het Middelpunt ervan. Wat Jerobeam doet, die een feest voor Israël organiseert “in de maand die hij in zijn [eigen] hart bedacht had” (1Kn 12:33), is dan ook opstand tegen God.

Het sabbatsgebod

De sabbat staat los van de feesttijden (Lv 23:37-38). Het hoofdstuk begint ermee en eindigt ermee. De wereldgeschiedenis begint en eindigt er ook mee: bij de schepping rust God op de zevende dag; deze wereld sluit haar geschiedenis af met de sabbat van het duizendjarig vrederijk, de sabbatsrust die er overblijft voor het volk van God (Hb 4:9). Door de zonde is de rust van het begin al spoedig verstoord. Daarom geldt nu nog de situatie waarover de Heer Jezus spreekt als Hij zegt: “Mijn Vader werkt tot nu toe en Ik werk [ook]” (Jh 5:17). De zeven feesttijden geven de weg aan die God bewandelt om te komen tot de rust van het einde.

In geestelijke zin begint het leven van de gelovige met rust. Pas als hij rust in het werk van de Heer Jezus heeft gevonden, heeft hij rust voor zijn geweten. Vervolgens kan hij met die rust in zijn hart zijn weg gaan en voor de Heer Jezus werken in een wereld waar die rust niet aanwezig is. Wat dat betreft mag hij vooruitzien naar de komende rust van het vrederijk. Als de gelovige sterft, mag hij ingaan in de rust van God in de hemel en rusten van al zijn werken van geloof die hij op aarde heeft gedaan (Hb 4:10).

De sabbat is de dag waarop God heeft gerust. Het is de rust van God. Hij wil Zijn volk daarin laten delen. Het volk is verplicht die dag te houden, zoals is vastgelegd in de wet: “Gedenk de sabbatdag, dat [u] die heiligt” (Ex 20:8). De sabbat is ook een gedenkdag met het oog op de verlossing van het volk uit de macht van Egypte (Dt 5:14-15), dat een beeld is van de wereld en de zonde.

Het vrederijk laat beide aspecten zien: God rust, en de vloek is weggenomen en de zonde aan banden gelegd. Nog een betekenis van de sabbat is die van een verbond tussen God en Zijn volk (Ez 20:12; Ex 31:12-17). Het is een bijzonder kenmerk in het onderscheid tussen de Jood en de heiden.

De sabbatsrust die straks op aarde zal zijn, kenmerkt nu al de gelovige. Van die rust mogen de gelovigen samen genieten als ze bij elkaar komen en een “heilige samenkomst” hebben. Het is de rust van het geweten door het volbrachte werk van de Heer Jezus (Mt 11:28). God wil met Zijn volk samenkomen vooral omdat Hij geniet van de rust die de Heer Jezus heeft aangebracht. God rust in Hem en in Zijn werk. Het is een sabbat voor al onze woonplaatsen, niet alleen tijdens de samenkomsten. Die rust mag ons hele leven kenmerken.

Opdracht de feesttijden uit te roepen

Nu komen de feesten die tot de rust van het vrederijk zullen voeren. Ze zijn al een keer in de inleiding genoemd in verband met de profetische betekenis. Nu gaat het om “hun vastgestelde tijd”:

1. Het Pascha moet worden gehouden op de 14e van de eerste maand.

2. Het Feest van de ongezuurde broden, dat onmiddellijk op het Pascha aansluit en wordt gehouden van de 15e tot de 22e van de eerste maand.

3. De eerstelingsgarve; deze wordt aangeboden op een sabbat na het begin van de oogst.

4. Het Wekenfeest, het middelste feest, in de derde maand, is vijftig dagen na het aanbieden van de eerstelingsgarve; dit feest wordt het Wekenfeest genoemd omdat het zeven weken na het vorige plaatsvindt.

Met het vijfde feest begint de tweede groep van drie feesten die precies een half jaar later plaatsvinden:

5. Het feest van nieuwe maan is op de 1e van de zevende maand.

6. De Verzoendag is op de 10e van de zevende maand.

7. Het Loofhuttenfeest is van de 15e tot de 22e van de zevende maand.

Er is verband tussen de eerste groep feesten en de tweede groep feesten:

1. Op 10-1 moet het paaslam in huis worden genomen; op 10-7 is de Verzoendag.

2. Op 15-1 begint het Feest van de ongezuurde broden; op 15-7 begint het Loofhuttenfeest.

Een andere indeling van de feesten kan worden gemaakt naar de woorden “de HEERE sprak tot Mozes” in de Lv 23:1; 9; 23; 26; 33.

De oogstfeesten kunnen pas in het land worden gevierd. Er zijn drie oogstfeesten:

1. Het feest van de eerstelingsgarve wordt gevierd als het allereerste graan van het land komt. Dat is de gersteoogst.

2. Daarna volgt vijftig dagen later de tarweoogst (Ex 9:31-32; Ru 1:22; Ru 2:23) en worden de beweegbroden gebracht.

3. In de zevende maand vindt het laatste oogstfeest, het Loofhuttenfeest, plaats ter gelegenheid van de wijnoogst en de olijvenoogst.

Het Pascha

De feesten beginnen met het Pascha. De behoudenis op aarde, voorgesteld in de sabbat als een beeld van het vrederijk, begint met wat het Pascha voorstelt: Christus en Zijn werk op het kruis (1Ko 5:7b). Evenzo is de rust die een zondaar voor zijn geweten nodig heeft te vinden in Christus en Zijn werk aan het kruis. In Exodus 12 verklaart God het Pascha tot een nieuw begin, “het begin van de maanden … de eerste … van de maanden van het jaar” (Ex 12:2). Daar wordt de zevende maand van het jaar tot de eerste maand van het jaar gemaakt. Een zondaar die tot bekering komt, krijgt en begint een nieuw leven.

De eerste viering, in Egypte, is met het oog op de verlossing uit Egypte. Het bloed bevrijdt hen van het oordeel van God. Het is een unieke viering. Het ziet op de bekering van een zondaar. Elke volgende viering is een gedachtenis aan die gebeurtenis (Nm 9:1-5). Dat zien we terug in de viering van het avondmaal, dat we elke eerste dag van de week vieren. Hier in Leviticus is het Pascha een feest voor de HEERE. Het is van belang dat wij leren kennen wat het ware Paschalam voor God betekent als de grondslag waarop Hij een nieuwe hemel en een nieuwe aarde zal hebben, waar aan de zonde niet meer wordt gedacht.

Copyright information for DutKingComments