Leviticus 23:4-6

Opdracht de feesttijden uit te roepen

Nu komen de feesten die tot de rust van het vrederijk zullen voeren. Ze zijn al een keer in de inleiding genoemd in verband met de profetische betekenis. Nu gaat het om “hun vastgestelde tijd”:

1. Het Pascha moet worden gehouden op de 14e van de eerste maand.

2. Het Feest van de ongezuurde broden, dat onmiddellijk op het Pascha aansluit en wordt gehouden van de 15e tot de 22e van de eerste maand.

3. De eerstelingsgarve; deze wordt aangeboden op een sabbat na het begin van de oogst.

4. Het Wekenfeest, het middelste feest, in de derde maand, is vijftig dagen na het aanbieden van de eerstelingsgarve; dit feest wordt het Wekenfeest genoemd omdat het zeven weken na het vorige plaatsvindt.

Met het vijfde feest begint de tweede groep van drie feesten die precies een half jaar later plaatsvinden:

5. Het feest van nieuwe maan is op de 1e van de zevende maand.

6. De Verzoendag is op de 10e van de zevende maand.

7. Het Loofhuttenfeest is van de 15e tot de 22e van de zevende maand.

Er is verband tussen de eerste groep feesten en de tweede groep feesten:

1. Op 10-1 moet het paaslam in huis worden genomen; op 10-7 is de Verzoendag.

2. Op 15-1 begint het Feest van de ongezuurde broden; op 15-7 begint het Loofhuttenfeest.

Een andere indeling van de feesten kan worden gemaakt naar de woorden “de HEERE sprak tot Mozes” in de Lv 23:1; 9; 23; 26; 33.

De oogstfeesten kunnen pas in het land worden gevierd. Er zijn drie oogstfeesten:

1. Het feest van de eerstelingsgarve wordt gevierd als het allereerste graan van het land komt. Dat is de gersteoogst.

2. Daarna volgt vijftig dagen later de tarweoogst (Ex 9:31-32; Ru 1:22; Ru 2:23) en worden de beweegbroden gebracht.

3. In de zevende maand vindt het laatste oogstfeest, het Loofhuttenfeest, plaats ter gelegenheid van de wijnoogst en de olijvenoogst.

Het Pascha

De feesten beginnen met het Pascha. De behoudenis op aarde, voorgesteld in de sabbat als een beeld van het vrederijk, begint met wat het Pascha voorstelt: Christus en Zijn werk op het kruis (1Ko 5:7b). Evenzo is de rust die een zondaar voor zijn geweten nodig heeft te vinden in Christus en Zijn werk aan het kruis. In Exodus 12 verklaart God het Pascha tot een nieuw begin, “het begin van de maanden … de eerste … van de maanden van het jaar” (Ex 12:2). Daar wordt de zevende maand van het jaar tot de eerste maand van het jaar gemaakt. Een zondaar die tot bekering komt, krijgt en begint een nieuw leven.

De eerste viering, in Egypte, is met het oog op de verlossing uit Egypte. Het bloed bevrijdt hen van het oordeel van God. Het is een unieke viering. Het ziet op de bekering van een zondaar. Elke volgende viering is een gedachtenis aan die gebeurtenis (Nm 9:1-5). Dat zien we terug in de viering van het avondmaal, dat we elke eerste dag van de week vieren. Hier in Leviticus is het Pascha een feest voor de HEERE. Het is van belang dat wij leren kennen wat het ware Paschalam voor God betekent als de grondslag waarop Hij een nieuwe hemel en een nieuwe aarde zal hebben, waar aan de zonde niet meer wordt gedacht.

Het Feest van de ongezuurde broden

Direct aansluitend op het Pascha volgt het Feest van de ongezuurde broden. Deze twee feesten vormen een eenheid. In Lukas 22 worden beide feesten vereenzelvigd: “Het Feest van de ongezuurde broden nu, Pascha geheten” (Lk 22:1). Het Feest van de ongezuurde broden wordt gekenmerkt door de afwezigheid van zuurdeeg. De volledige afwezigheid van zuurdeeg, dat een beeld is van de zonde, heeft de wandel en natuur van Christus op aarde gekenmerkt en wordt ook in ons vervuld voor zover we Christus in ons leven laten zien.

In de beelden van de Schrift stelt zuurdeeg altijd de zonde voor, waarbij de zonde zich in verschillende vormen openbaart. Er is sprake van:

1. “Het zuurdeeg van de farizeeën en sadduceeën” (Mt 16:5-12). Hiermee wordt de leer van farizeeën bedoeld, dat is het wetticisme of het toevoegen aan Gods Woord, en de leer van de sadduceeën, dat is het rationalisme of afdoen van Gods Woord.

2. Het “zuurdeeg van Herodes” (Mk 8:15), dat zijn de vleselijke genoegens.

3. “Oud zuurdeeg”, “zuurdeeg van slechtheid en boosheid” (1Ko 5:8), dat is een zondige levenspraktijk.

4 “Een beetje zuurdeeg” (Gl 5:9), dat dwaalleer over het werk van de Heer Jezus voorstelt.

5. Het “zuurdeeg, dat een vrouw nam en verborg in drie maten meel” (Mt 13:33). Dit vormt geen uitzondering op het feit dat zuurdeeg altijd zonde voorstelt. Het stelt het invoeren van afgodische beginselen in het koninkrijk der hemelen voor (Zc 5:5-11).

Het eten van ongezuurde broden is een beeld van het zich voeden met de Heer Jezus, in Wie niets van de zonde aanwezig is. Dat geldt voor Zijn leven op aarde, Zijn bestaan daarvóór en voor Zijn leven nu in de hemel. Hij is op aarde het ware graanoffer geweest, waarin ook geen zuurdeeg aanwezig mag zijn (Lv 2:11).

Van Hem kunnen we pas ‘eten’ als we de betekenis van het Pascha kennen. Eerst moeten we ons voeden met Zijn dood, daarna pas kunnen we ons voeden met Zijn leven. Zonder bekering en wedergeboorte kan Hij slechts een goed voorbeeld zijn, maar geen voedsel.

Het feest wordt zeven dagen gevierd. Zeven is het getal van de volmaaktheid en stelt hier ons hele leven voor. Op de eerste dag en op de zevende dag moet er een heilige samenkomst zijn. Daarbij mag niets van menselijke inspanning of verplichting een rol spelen. Op elke dag moet een vuuroffer worden gebracht. Alle eer gaat naar de HEERE, Hij wordt geprezen. Zo mogen wij de samenkomsten beleven en mag ons leven ook rondom de samenkomsten zich afspelen als een lofprijzing voor de Heer.

Copyright information for DutKingComments