Leviticus 26:14-46

Gevolgen van ongehoorzaamheid (1)

In de Lv 26:14-40 gaat het over de gevolgen voor het volk als het ongehoorzaam zal zijn. Niet luisteren naar Gods geboden toont minachting ervoor. Het zijn geen zonden van onwetendheid of zwakheid. In dat geval kan er geofferd worden. Maar als het volk bewust aan Gods inzettingen en geboden voorbijgaat, zal de zegen verminderen en God zal ten slotte het volk uit het land verdrijven. Het volk zal verstrooid worden onder de volken. De Goddelijke dreigementen betreffen Israëls toekomst.

De verstrooiing van het volk is letterlijk vervuld. Dat zou het moeilijk kunnen maken te geloven dat de profetieën van Leviticus 23 en Leviticus 25 ten aanzien van volk en land in vervulling zullen gaan. Maar God zal doen wat Hij Zich heeft voorgenomen. Hijzelf zal in het dwalende volk bekering teweegbrengen. Hij zal een werk van genade in het volk doen, zodat ze in een toestand komen dat Hij toch aan dat bekeerde volk al Zijn plannen kan vervullen.

Dat bekeerde volk zal een overblijfsel zijn, maar dat overblijfsel is tevens “heel Israël” (Rm 11:25-26). God zal hen zegenen op grond van Zijn verbond met Jakob, Zijn verbond met Izak en Zijn verbond met Abraham (Lv 26:42; 45).

De eerste aankondiging van de gevolgen bij ongehoorzaamheid van het volk stelt ziekten, honger en nederlagen in het vooruitzicht. De plagen vloeien voort uit dit vreselijke feit dat de HEERE Zijn aangezicht tegen hen heeft gekeerd (Lv 26:17). Hij zal tegen hen ingaan (Lv 26:24; 28; 40-41). Als dat het geval is, zal elke maatregel om Gods toorn af te wenden, waardeloos blijken te zijn en vergeefse moeite betekenen. Bij gehoorzaamheid zullen geen ziekten hen treffen (Ex 23:25; Ex 15:26).

Gevolgen van ongehoorzaamheid (2)

Als Gods tucht geen resultaat heeft en het volk blijft ongehoorzaam, zal het volk nog meer vreselijke dingen moeten ondergaan. Dat God over volgende tuchtigingen spreekt, geeft aan dat Hij het hart van de mens kent, dat het onverbeterlijk is. Gods bedoeling met Zijn tucht is het volk tot inkeer te brengen, maar het volk handelt op een tegenovergestelde manier (Am 4:6; vgl. 2Kr 28:22).

In deze tweede aankondiging spreekt God erover dat Hij Zijn tucht zevenvoudig over hen zal laten komen als Zijn eerste oordelen geen resultaat hebben. Er worden droogte en onvruchtbaarheid in het vooruitzicht gesteld. Tegenover een ijzeren hemel – er valt geen regen uit – en een koperen grond, die vanwege de hardheid niet te bewerken is, zullen ze machteloos staan. Elke inspanning loopt op niets anders uit dan vertering van kracht zonder enig resultaat aan voedsel. Dat zal hun trots op hun eigen kracht moeten breken.

Gevolgen van ongehoorzaamheid (3)

Als ook de tucht die volgt op het negeren van de tweede waarschuwing niets uitwerkt en het volk blijft ongehoorzaam (vgl. Jr 6:29), volgt een derde aanzegging waarin wordt gewezen op wat hun te wachten staat. Als kleinere oordelen geen uitwerking hebben, zal God grotere oordelen zenden. Hij zal weer zeven keer harder slaan (vgl. Dn 3:19) en het wild gedierte op hen loslaten (Ez 14:21). Dat zal kinderen en vee opvreten. Uit angst zal niemand op straat durven te komen.

De mens is geschapen om heerschappij over de dieren te hebben. Door hun gedrag, dat zij God de rug hebben toegekeerd, hebben zij zich beneden de dieren gesteld. Die zullen nu over hen heersen. God gebruikt de dieren om Zijn tucht over Zijn volk uit te oefenen.

Gevolgen van ongehoorzaamheid (4)

Blijft het volk zich nog steeds verzetten, dan volgt in de vierde aanzegging wat hun in zeven keer zwaardere vorm te wachten staat. God zal Zelf ook tegen hen ingaan door het zwaard over hen te brengen. Dat zal Hij doen door hen in de hand van de vijand over te geven die hen met het zwaard zal doden. Wie meent veilig te zijn voor het zwaard in een stad, zal met de pest geslagen worden en zo in handen van de vijand gedreven worden.

De schaarste aan voedsel zal groot zijn, niemand zal verzadigd kunnen worden. Tien gezinnen zullen het moeten doen met het rantsoen voor één gezin. De honger zal steeds harder gaan knagen, waardoor mensen tot de in het volgende gedeelte genoemde gruwel van kannibalisme de toevlucht zullen nemen.

Gevolgen van ongehoorzaamheid (5)

Mocht het volk zich na alle voorgaande tucht nog blijven verzetten, dan is de vijfde aanzegging van tuchtmaatregelen tevens de dodelijke slag voor het verzet. Het volk zal uit het land verdreven worden en over de aarde verstrooid worden. Voordat het zover is, zullen ze vervallen tot kannibalisme en dat in zijn wel gruwelijkste vorm: de eigen kinderen worden opgegeten (2Kn 6:28-29). Het egoïsme is zo groot, dat alle natuurlijke liefde verdwenen is. Kinderen worden niet alleen aan afgoden geofferd, maar hier worden ze opgeofferd puur uit lijfsbehoud.

De HEERE zal hun lijken op de lijken van hun afgoden werpen en van hen walgen. Hij zal Zelf hun steden verwoesten. Als het volk er ten slotte uit verdreven is, zal het land rust hebben en zijn sabbatsjaren vergoed krijgen die het volk het heeft onthouden tijdens hun verblijf erin (2Kr 36:21).

De steden waar het volk zich gerust en thuis heeft gevoeld, zullen door de HEERE tot een puinhoop worden gemaakt. Er zal geen plek meer zijn waar ze rust zullen hebben en zich thuis zullen voelen. Van hun heiligdommen die hun als godsdienstige plaatsen een veilig gevoel hebben gegeven en waardoor ze zich Gods volk hebben gewaand, zal niets overblijven. Van hun godsdienst is niets aangenaam voor God: “Breng niet langer nutteloze offers. Het reukwerk is Mij een gruwel. Nieuwemaansdag en sabbat, het bijeenroepen van samenkomsten: Ik verdraag het niet; het is onrecht, zelfs de bijzondere samenkomsten. Uw nieuwemaansdagen, uw feestdagen haat [Ik met heel] Mijn ziel; ze zijn Mij tot last; Ik ben het moe om [ze] te dragen” (Js 1:13-14).

Het land in zijn geheel zal zo door de HEERE worden verwoest, dat de vijanden zich erover zullen ontzetten. Het volk zal verdreven worden en buiten het land op vreemde bodem te gronde gaan.

Er zal geen enkele kracht zijn om tegen de vijand stand te houden. Ze zullen vijanden zien waar er geen zijn en op de vlucht slaan naar aanleiding van hun inbeelding (Lv 26:17). Wie de vrees voor God verwerpt, zal zelfs bang worden voor een opwaaiend blad (Lv 26:36; Sp 28:1a).

Zoals het met Israël is gegaan, zo zal het ook met de belijdende christenheid gaan. Als zij die eens met God in verbinding stonden, vanwege hun totale verharding door Hem worden geoordeeld, zal dit zelfs allen verbazen die nooit met Hem in verbinding hebben gestaan (vgl. Jr 19:8).

Belijdenis en verbond

Bij belijdenis zal God Zijn verbond gedenken. De belijdenis gaat gepaard met berouw en vernedering. Hoe hardnekkig het volk ook alle tuchtiging van God heeft veracht, er blijft een mogelijkheid zich te bekeren. Dat zullen ze ook doen als de nood ten hemel is gestegen. Hun belijdenis houdt een erkenning in van Gods rechtvaardig handelen met hen. Ze zullen erkennen dat God met hen heeft gedaan naar dat ze verdienden. Nehemia deed een beroep op deze verzen in zijn gebed tot de HEERE (Ne 1:8-9; vgl. 1Kn 8:46-53).

Berouw betekent dat ze zichzelf schuldig achten en inzien dat zij tegen God hebben gehandeld. Ze veroordelen zichzelf en vernederen zich voor God. Hun onbesneden hart (vgl. Jr 9:26), dat wil zeggen hun handelen in eigen wil en opstand, komt tot zelfoordeel. Besnijdenis spreekt van het oordeel over het vlees. Dat zoekt God (Rm 2:29).

God gedenkt ten goede

God gedenkt ten goede. Als ze de door de HEERE bewerkte en aanvaarde gezindheid bezitten, zal de HEERE Zijn verbond gedenken en op grond daarvan zal Hij hen gaan zegenen. Hij blijft trouw aan Zijn verbond, niet om Zijn volk, maar om Zichzelf en op grond van het werk dat Zijn Zoon op het kruis heeft volbracht.

Slot

Met dit vers sluit het boek Leviticus. Mozes is de door God gegeven middelaar. Door zijn dienst krijgt het volk Gods openbaringen, terwijl het aan de berg Sinaï zijn kamp heeft opgeslagen. Het volgende hoofdstuk is een soort aanhangsel, maar wel een belangrijk aanhangsel.

Copyright information for DutKingComments